Goeimorge’, juf Christel, zei ze toen ze het kanarienest binnenkwam. Ik ga tekenen. Ze zette haar drinkbus in de drinkbusmand, haar koekdoos in de koekdoosmand en hing haar jas aan het muisjeshaakje. Ze haalde de stiften en een blad uit het rek, en ging aan een tafel zitten. Met haar papa naast haar.
Vijf minuten daarvoor had ze fier geposeerd aan de voordeur, met haar nieuwe boekentas.
Toen het rimmelrommelliedje begon ruimde ze haar stiften op, gaf ons een zoen, stak haar arm omhoog en zei: tot vanavond mamapapa. Terwijl ze al naar de kring liep. Tot vanavond, muis, antwoordden wij, en we probeerden de wazige ogen weg te slikken.
We gingen nog langs bij het dagverblijf, met haar spullen, en toen we daar buitenkwamen hoorden we een kindje hartverscheurend huilen. Niet die van ons, zo bleek, toen juf Christel haar duim omhoog stak en zei: ze is in het toiletje.
6,5 lange uren later liepen we het kinderdagverblijf binnen. Ze zag ons, gilde, knuffelde en speelde daarna verder met het keukentje. Ze had geslapen (zei ze. ze had gerust, zei de juf. Met haar ogen open). En appelmoes gegeten. Lust ze niet, thuis.
Ze vond het leuk, zei de juf. En ze had leuk gespeeld. En ze vindt goed aansluiting bij de andere kindjes. Alleen de speeltijd, dat is wat te druk, vindt ze. Of zoals zij zegt: er zijn veel kindjes, en die duwen.
Enfin. Vanavond een vrolijk, hyper meiske in huis. Wacht, ik toon het u.
Morgen dag 2. Ik ben benieuwd.