Wij gingen dus naar Berlijn, wij. Maar niet zomaar.
Op vrijdag brachten we de dochter naar zee, voor haar meerdaags geplande verblijf in de grootouderlijke residentie. Uitstekend moment, vrijdag in de vooravond, om efkes over en weer te rijden naar de kust, vindt ge niet? Allez, het is niet dat het opeens sneeuwde en er chaos en paniek was op de wegen, nietwaar? Dat zou al te zot geweest zijn, namelijk.
Op zaterdag vertrokken we sneeuwvoorzienig om half zeven dan maar al naar Zaventem. Alles vlot en zonder problemen. Allez, behalve die keer dat we in Grimbergen op de pechstrook moesten stoppen omdat de ruit te vuil was van het strooizout en de gaatjes van de ruitensproeiers DICHTGEVROREN waren. Good times were had by all.
Gelukkig waren we op tijd, ruim zelfs, en dus was er tijd voor koffie. Het lief bleef bij de valiezen, ik haalde de heerlijkheid. Bij Starbucks. In van die grote kartonnen bekers. Toptip: als u ooit, in de verre of nabije toekomst bij Starbucks twee grote koffies haalt, en u heeft in uw ene hand uw Moleskine vast en u denkt dat u de twee bekers best met één hand kunt pakken: u doolt. Een grote brandwonde op vingers en palm was mijn deel, jawel. Gelukkig was het in Berlijn goed koud. En het verschil tussen een verbrand hand en een bijna bevroren hand: nauwelijks merkbaar.
Oh, en dan was er nog die keer toen ik tijdens het 15 minuten onder koud stromend water houden van mijn verbrande poot mijn boarding pass was vergeten aan de lavabo’s van de luchthaventoiletten. Gelachen!
Het goede nieuws was dat alle pech tegen dan opgebruikt was, en we dus onbezorgd schuss konden gaan roepen, daar in het koude noorden. Maar daarover later meer.