Year: 2011

En al

Fresia’s.

Neem die. Mijn mama haar lievelingsbloemen, vroeger. Fresia’s zijn mooi en wit, en dat riekt goed.
(Hij kijkt bedenkelijk en ik zie hem proberen de geur op te vangen.)
Die niet, Tom, ze zijn nog toe. Ruik eens aan die daar. (ik wijs op een boeket waar de bloemen openstaan)

Ja, riekt maar nen keer, treedt de bloemenvrouw mij bij. En de bloemenman: goh, jong, als die openkomen, dan riekt heel uw huis daarnaar. Ik ben eens met een volledige camionette vol fresia’s naar huis moeten komen van de veiling en dat was in den tijd dat ik nog geen camionette had die was afgesloten, dus heel die geur hing overal en jongens jongens jongens ik werd daar helegans ongemakkelijk blablablablabla.

(Ik zie hem synchroon met mijn verloofde terugdeinzen en weet dat ze allebei proberen in te schatten wat de snelste ontsnappingsroute is.)

Twee pakken fresia’s, zeg ik. En ik geef hem een van de twee. Anders heeft ze straks geen bloemen. Of gele.

En al

En Alain?

Hoe zou het nog met Alain zijn, u heeft het zich de afgelopen dagen ongetwijfeld meermaals afgevraagd. Niet over mijn persoonlijke Alain, die eigenlijk een kloon is van de bekende Alain (vanaf 1 min! Dus lang genoeg kijken.) en die elke keer op reis meegesmokkeld wordt in de valies, samen met Monsieur Le President en de uitroep “Bonjour, Citoyens!”.
U wilt het eigenlijk niet weten, en ik heb het gelukkig ook niet over hem. Ik heb het over onze nieuwe Alain, vorige week geïntroduceerd als nieuw personage op dit weblog.

Alain dus. Van de sms-jes. Na vijf dagen en een aantal berichtjes per dag kreeg ik nog eens een bericht terwijl mijn verloofde naast mij in de zetel zat. “Lise, je moet maar keer bel, goed groetjes alain xx” Ik rolde met mijn ogen en sprak tot het lief: trrr, daar is hij weer, het begint op mijn zenuwen te werken.
Want zo’n eenrichtingsgedoe met veel spelfouten, dat is grappig de eerste drie keer. Maar zoals dat gaat met stylistische miskleunen hebben we het na een paar episodes wel gehad, eens we de puberteitsleeftijd voorbij zijn. Is het niet, Stephen King?

Enfin. Mijn lief die rolde ook met zijn ogen, en vroeg of ik Alain eigenlijk al eens een antwoord had gestuurd. Waarop ik moest ontkennen, natuurlijk, want ik converseer slechts zeer sporadisch met manvolk dat ik niet ken. En ik reageer voorlopig nog steeds niet als u Lise roept, ondanks het anagram-gehalte.
Hij zuchtte, nam mijn gsm en schreef:
Sorry Alain, maar dit is niet het telefoonnummer van Lise. Groetjes, Bart.
Al die onbekende namen, ik begon het knap ingewikkeld te vinden, ik moet het u niet vertellen. Vooral toen Alain in zijn geheel eigen stijl antwoordde met de vraag of hij dan “lise haar gesm numer mag gepen”. I kid you not.

Het lief antwoordde kordaat dat wij hier geen Lise hebben en dus ook geen nummer, en vervolgens bleef het stil. Dus waarschijnlijk schuimt Alain nu het nachtleven af op zoek naar een glimp en denkt hij ik zie haar nooit meer terug. Met een beetje malchance gaat hij zelfs hardop praten in zichzelf en staat hij uren met zijn handen op de leuning van de brug.

Ofwel heb ik veel fantasie en te veel kleinkunst in mijn onderbewustzijn. Zou ook kunnen.

Neen!

De boekskes en de twijfel.

Dik een maand geleden kreeg ik een mailtje, via dit weblog. Van de toenmalig hoofdredacteur van een gerespecteerd blad. Dat ze graag een cherchez-la-femme-reportage wilden maken over little old me, in kader van dat nieuwe seizoen dat zou starten. Ik dacht na, ik praatte erover met een paar mensen, en op één iemand na zei iedereen: doen. En die ene, die telt niet wegens persoonlijke ervaringen met een vrouwenboekske.
Het is niet dat het gerespecteerd blad in kwestie een reputatie heeft over slechte interviews, een paar mensen zegden “ik vind dat ge wel interessant genoeg zijt” en ik gooi sowieso al veel op het interwebs, dus ik heb wel wat ervaring met wat ik kan zeggen en wat niet. En ik geef toe: ik was geflatteerd. Vooral omdat ik niet was gecontacteerd via managment of lief, maar via iets van mezelf. Door iemand wiens boek en schrijverij ik graag mag lezen. Dus zei ik ja.

Gisteren verscheen een boekske, een ander boekske in zowat alle opzichten. Wat het lief vorige week gaf als een gewoon interview (ik heb het zelfs nagelezen en goedgekeurd, begot, omdat ik er niet gerust op was) is in publicatie door titels en subkoppen een bijzonder vreemde ervaring geworden. Uit de context gerukte citaten, nogal beledigende taglines. Om maar te zwijgen van de foto: twee pagina-groot, onflatterend en vooral, met yours truly erop. En dat wisten we dus niet van tevoren. Het onding dateert van even na mijn bevalling, die keer dat het lief een ster zou winnen. Maar lelijk zeg, ongelooflijk.
Ik ben daar gigantisch van geschrokken. Om niet te zeggen dat ik behoorlijk overstuur was. Ik zag het op facebook, wat ook niet hielp natuurlijk. En ik was zodanig over mijn toeren dat ik de hele avond heb zitten janken.

En dat tweede, dat zorgt nu dat ik heel erg twijfel over dat eerste. Het eerste zou een uitzondering zijn op de regel “ik doe niet van de boekskes”. Om de redenen hierboven genoemd.

Maar nu? Ik zou het eerlijk gezegd niet weten, of ik het nog zou doen. En ik heb zo weinig tijd en goesting om erover na te denken. Ik heb mijn zen te onderhouden, weet u wel.

mediagedoe

Twee. Met een hashtag.

#zvdz.
Vandaag binnen exact twee weken wordt mijn lief nog eens voor de leeuwen gegooid van pers-, facebook-, blog- en twitterkritiek. Mensen zullen dan voor hun lichtbak zitten met hun iPhone-gedoe in de aanslag, en online hun mening laten geworden over dik een jaar werk. Ze zullen het hebben over wat ze grappig vinden, maar vooral wat niet, en ze zullen snoeihard en persoonlijk zijn. Want zo gaat dat. Ge zoudt denken — nu het al de derde keer is — dat het minder spannend wordt, maar dat is niet zo. Ik vind het vreselijk enerverend en ik lees het allemaal, achteraf.

Binnen exact twee weken en een dag, rond de middag, zal ik een sms krijgen met de kijkcijfers. Want tv-makers die zeggen dat ze niet geven om de kijkcijfers: volgens mij lullen die een eind weg. Ik zal blij zijn, want ze zullen goed zijn. Ik kan het voelen.

Dan is het al dinsdag, en op donderdag is er weer een opname. Dus dan zal hij een paar dagen na elkaar erg laat thuis zijn, moe zijn, even iets eten, en dan verder werken. Ondertussen zullen er recensies verschijnen, in kranten en tijdschriften. Soms zal dat leuk zijn, en een boost en vreugdedansje geven. En soms zal dat minder leuk zijn, en dan zal er sprake zijn van enig happen naar adem, eens goed roepen en daarna verderwerken.

Zo zal dat acht weken gaan. En in een week negen zal er rust zijn. Dan zal mijn lief weer thuis zijn, en zullen wij gezellige dingen doen met ons kind.

Nog twee weken.

U kunt die twee weken gebruiken om uzelf fan te maken op facebook (het programma, het lief) of follower op twitter (het programma, het lief). En er is een hashtag. Of zoals het lief dat zegt: een twitterdink. Vinger aan de pols, die vent van mij.

En al werk

De zen.

Deze zomer was, behalve de zomer van de dochter, ook de zomer van veel nadenken. Over mijn werk, over afbakenen en over wat ik nu wil, en waar ik naartoe wil. Existentiele vragen, quoi.

Zij was aanleiding, met een commentaar dat eigenlijk over iets anders ging. Zoek uwe zen, jong, zei ze. En ik realiseerde me dat mijn zen en ik precies de laatste vier jaar van dikke vrienden naar verre kennissen zijn gegaan. Schokkend, eigenlijk. Het is alsof ik de laatste jaren mezelf constant voorbijhol, om het met een cliché als een dikke duitser te zeggen. En waar een hels ritme en chronisch tijdstekort vroeger nog exemplarisch waren voor een boeiend leven met veel prikkels, voelde het alsof spanningshoofdpijn en gejaagdheid een stuk van mijzelf waren geworden.

En dus zocht en vond ik mijn zen. In mijn kleine. De allesopeisende peuter werd zo halverwege de zomer de reden dat ik het gewoon opgaf. Ik begon opeens mijn dagen zonder verwachtingen, zonder to do lijstjes. Ik stapte in mijn auto en reed naar zee als ik daar zin in had. Ik scharrelde een hele dag rond met de dochter in huis, als mijn stemming daarop stond. En opeens kreeg ik meer gedaan dan anders, en was ik ‘s avonds content over kleine verwezenlijkingen. Ik gaf mezelf pluimen als ik tegen de avond al één keer mijn mail had opengedaan die dag, bijvoorbeeld. Of als ik de was had opgevouwen. Dikke duim voor mezelf.

Met het nieuwe academiejaar in het vooruitzicht werd ik wat angstig. Dat ik mijn zen weer moest afstaan, net nu we onze vriendschapsband zo hadden hernieuwd. En dus dacht ik na over verandering. Het vorige jaar was slopend. Emotioneel was ik begin juli een leeg vat, want het was echt niet fijn geëindigd, en ik was daar kapot van. Opeens had ik de weerslag van jarenlang keihard werken, perfectionisme en constante onzekerheid. Dat ik het allemaal niet zo goed meer wist, eigenlijk.

En dus begon ik dit jaar met een schone lei. Met een leeg hoofd, gulzig maar zorgvuldig wakend over grenzen. Praktisch, in bijvoorbeeld een aparte mailbox en niet opstapelen, maar ook emotioneel. Ik besloot mezelf af te sluiten als ik dat nodig had, en bewuster te genieten van fijne momenten.

En zo komt het dus dat ik vandaag een slopende vergaderweek — met verschillende keren een duidelijk “howla, maakt u niet druk, het is maar een vergadering” tegen mezelf roepend in mijn hoofd — afsloot met een vakgroep vol gelach, en daar veel deugd van had.

Mijn zen, die is er nog altijd. Volgende week komen de studenten, en ik ben er klaar voor.