Year: 2011

kinderspam

Every single time.

Voornaamste les die ik geleerd heb over kinders, na anderhalf jaar: als ge denkt dat ge het allemaal voor elkaar hebt, dan besluit het kind er anders over. Altijd. De enige zekerheid is dat het helemaal anders zal lopen dan gedacht, uw efficiente planning.

Bewijsstuk 1.
Gisteren was het dochter-dag, hier ten huize. Op woensdag gaat het kindje namelijk niet naar de babyfabriek, maar is ze gewoon thuis. Normaal gezien zijn de woensdagen voor het lief: hij is in het weekend vaak weg, al van ‘s middags, en dus doet hij op woensdag van vader-dochtermomenten, zodat ik kan werken. Deze woensdag had hij een afspraak in de voormiddag, dus nam ik voor een keertje de honeurs waar. Ik plande het zorgvuldig: naar de supermarkt, met de dochter om schoenen, dan bij mijn ouders langs, daar eten en dan hop naar huis, dochter in bed voor een dut en ik werken tot onze lieve vrienden kwamen. Dat was echter buiten de peuterschat gerekend, die besloot dat middagdutten zo 2010 zijn en dat ze daar dus niet aan meedoet. Anderhalf uur later viel ze toch in slaap, had ik niks gewerkt en moest dingen beginnen klaarzetten voor het bezoek. En ik moest haar uiteindelijk wakker maken, natuurlijk. Natuurlijk.

Bewijsstuk 2.
Mijn kind gaat gemakkelijk slapen. Een engel, echt. Twee minuten werk, geen geneut, geen protest. Half negen is alles vredig en stil in huis. Een gemak, dat is het. En dus had ik vanavond een werkavond gepland: het lief is optreden, ik had een to do lijst die niet meer op één Moleskine-pagina raakt.
En toen was het plots bijna tien uur en had ik hoofdpijn omdat de dochter al anderhalf uur hysterisch aan het krijsen was in haar bed. Met tussenpozen, want ik laat mijn kind niet lang bleiten, maar elke keer als ik in haar kamer binnenkwam kreeg ze een glimlach van oor tot oor en sprak ze vrolijk: “titi kijken”. As in: ik ga nog wat televisie kijken, moeder.
*zucht* Peuters zijn zo de max maat.

En al

Street cred zero: hierzo.

Dus. Ik sta les te geven, voor mijn bomvolle klas, en ik zwaai met mijn arm. Ik doe dat, met mijn armen zwaaien, omdat het deel van mijn motoriek is en omdat de huidige generatie jeugdigen bewegende beeldjes gewend is en zich moeilijk kan concentreren op stilstaande beelden. Maar ik zwaai dus, en in het gezwaai raak ik mijn handtas, die op de grond valt. Omgekeerd (natuurlijk). En de tirette was niet toe (natuurlijk). En dus lag de inhoud op de grond, tentoongespreid aan de nieuwsgierige blikken van 37 negentienjarigen.

Vijf balpennen. Een ritsel kleingeld. Een labello. Een verfrommeld ziektebriefke. Vijfhonderd kasticketjes. Een tube mustella luierzalf. Een pamper. Een strip dafalgans. Drie half opgegeten vitabiskoeken. Een stuk boterham. Een speelgoedhertje. Een papieren zakdoek waarmee ik een peuter-choco-mond had afgeveegd en die er redelijk degoutant uitzag.

Really. Bijna even genant als die keer dat mijn haarrekker aan de muur was blijven plakken nadat ik ertegen had geleund tijdens het lesgeven.

mediagedoe

Rode. Loper. dink.

Vrijdag is het gelijk vorig jaar: wij naar het verre Limburg voor het jaarlijkse gedoe van de lichtbak. Het lief is genomineerd, net als vorig jaar, en hij had gezegd: “als we genomineerd zijn gaan we nog eens”. En dus gaan we nog eens.

Vorig jaar was ik daar nogal gestresseerd over, eigenlijk, om verschillende redenen. Om te beginnen: de meeste mensen die daar rondlopen besteden een veelvoud van de tijd die ik eraan besteed aan hun uiterlijk. Look. Dinges. Ik word daar wat onzeker van. Ik ga niet zeggen dat ik een slonzige huissloof ben, maar er zijn een paar werkpuntjes, ge kent dat wel. Ik eet meer dan goed voor mij is, en weeg dus chronisch een kilo of vijf (of tien, het hangt ervan af op welke dag ge me treft welk getal ik noem) te veel. Als ik naar de kapper ga, dan geef ik als instructie: zorg dat ik er geen gedoe aan heb. Ik draag ongeveer vijf dagen per jaar iets van schmink op mijn gezicht, en ik heb meestal vlekken op mijn kleren omdat mijn dochter morst met haar eten. Om maar te zeggen: ik zie er net iets minder uit om door een ringske te halen dan de doorsnee vrouw daar aanwezig. Mijn glamourgehalte beperkt zich tot het immer en altijd dragen van hoge hakken, maar dat is natuurlijk niet voldoende als er vijfhonderd miljard kodaks op u gericht worden. Al die onzekerheid zorgde ervoor dat ik vorig jaar dagen bezig was met de perfecte schoenen, de perfecte jurk, het perfecte haar. Vermoeiend was dat.

Vorig jaar was de dochter ook pas zes maand, en niet alleen had dat redelijk wat invloed op hoe ik eruit zag toen (ik sliep nauwelijks, weetwel), ik was ook vreselijk onrustig dat ik haar moest achterlaten. Ze ging die dag van even voor de middag naar mijn ouders, en we zouden haar pas de volgende middag afhalen. 24 uur zonder het kind: stress maat!

Dit jaar echter is alles anders: ik ben heb op een half uur een kleedske gekocht (met als enige vraag aan haar: ziet mijn poep er niet dik uit?), ik doe dezelfde perfecte schoenen als vorig jaar aan, en ik heb nieuwe nylonkousen gehaald in de veritas. Dinsdag ga ik naar de kapper, want dat was toch wel eens vandoen, en vrijdag voor we vertrekken ga ik bij kelly langs, die wat verdoezelende en highlightende brol op mijn gezicht gaat smeren. Want we gaan daar eerlijk in zijn: als ik zelf met make-up aan de slag ga, dan zie ik er meestal uit als een kruising tussen morsige koala-beer en meiske van achter de ruit aan de zuid. En dat is het.

En de dochter? Aangezien die tegenwoordig als ge durft “dikke lul” roepen naar iemand die u in de auto de pas afsnijdt, diezelfde krachttermen feilloos herhaalt, vermoed ik dat ze zich wel zal redden, zo bij haar grootouders. Ze zal er alleszins minder vuile woorden leren dan thuis.

werk

Lost Generation.

Deze namiddag, de startmiddag van het opleidingsonderdeel diversiteit, was inspirerend, schokkend bij momenten, en om stil van te worden ook.

De laatste spreker, Piet Van Avermaet, sloot af met dit filmpje. En de woorden: het ligt in jullie handen.

Na afloop gaven de studenten een daverend applaus, en ik, sentimental fool i am, had een krop in mijn keel en een grote grijns op mijn gezicht.
Middagen zoals deze zijn waarom ik dit werk doe, denk ik.

Ja!

Neem uw dagboek en schrijf op:

De laatste dagen stapelen de bewijzen zich op. Maandag was het nog licht toen ik naar huis reed van het werk. ZES uur en nog niet eens nacht. Zotjes. Dinsdag ruimde Jella ons terras op, en bleek er een pot krokussen van vorig jaar zowaar weer aanstalten tot bloei te maken. De verslenste bieslook in de bloempotten op de vensterbank is een frisgroen jubelend sprietjesfestijn geworden. En dan heb ik het nog niet eens de sneeuwklokjes-bollekes die ik — veel te laat, i laugh in the face of gebruiksaanwijzingen van plantgoed — in de bevroren grond van de olijfboompot heb geduwd en die nu al komen piepen, zo moedig en zo het bewijs dat groene vingers zwaar overschat zijn.

En vandaag was het echt niet meer te ontkennen. Op donderdag 17 februari 2011 heeft uw dienaar het vastgesteld met de grootste zekerheid: er is sprake van een voorzichtig haar komst aankondigende lente. Pas op, ik zeg niet dat het al zover is, want iedereen weet hoe dat gaat met die dekselse natuur. Eerst een beetje zon en bloesem voor onze neus wapperen en dan hopla een sneeuwbui erachteraan en 14 dagen regen. Maar het was vandaag *wel* voor het eerst dat ik durfde hopen dat het niet voor altijd zal blijven duren, de winter.
Er was zon! Er was geen vest en toch in de hof zitten! Er waren lachende studenten! Er was zelfs een voorzichtig terras. Jawel. Bewijzen voldoende. Alles komt goed, lieve lezers, alles komt goed.