Month: September 2011

Neen!

De boekskes en de twijfel.

Dik een maand geleden kreeg ik een mailtje, via dit weblog. Van de toenmalig hoofdredacteur van een gerespecteerd blad. Dat ze graag een cherchez-la-femme-reportage wilden maken over little old me, in kader van dat nieuwe seizoen dat zou starten. Ik dacht na, ik praatte erover met een paar mensen, en op één iemand na zei iedereen: doen. En die ene, die telt niet wegens persoonlijke ervaringen met een vrouwenboekske.
Het is niet dat het gerespecteerd blad in kwestie een reputatie heeft over slechte interviews, een paar mensen zegden “ik vind dat ge wel interessant genoeg zijt” en ik gooi sowieso al veel op het interwebs, dus ik heb wel wat ervaring met wat ik kan zeggen en wat niet. En ik geef toe: ik was geflatteerd. Vooral omdat ik niet was gecontacteerd via managment of lief, maar via iets van mezelf. Door iemand wiens boek en schrijverij ik graag mag lezen. Dus zei ik ja.

Gisteren verscheen een boekske, een ander boekske in zowat alle opzichten. Wat het lief vorige week gaf als een gewoon interview (ik heb het zelfs nagelezen en goedgekeurd, begot, omdat ik er niet gerust op was) is in publicatie door titels en subkoppen een bijzonder vreemde ervaring geworden. Uit de context gerukte citaten, nogal beledigende taglines. Om maar te zwijgen van de foto: twee pagina-groot, onflatterend en vooral, met yours truly erop. En dat wisten we dus niet van tevoren. Het onding dateert van even na mijn bevalling, die keer dat het lief een ster zou winnen. Maar lelijk zeg, ongelooflijk.
Ik ben daar gigantisch van geschrokken. Om niet te zeggen dat ik behoorlijk overstuur was. Ik zag het op facebook, wat ook niet hielp natuurlijk. En ik was zodanig over mijn toeren dat ik de hele avond heb zitten janken.

En dat tweede, dat zorgt nu dat ik heel erg twijfel over dat eerste. Het eerste zou een uitzondering zijn op de regel “ik doe niet van de boekskes”. Om de redenen hierboven genoemd.

Maar nu? Ik zou het eerlijk gezegd niet weten, of ik het nog zou doen. En ik heb zo weinig tijd en goesting om erover na te denken. Ik heb mijn zen te onderhouden, weet u wel.

mediagedoe

Twee. Met een hashtag.

#zvdz.
Vandaag binnen exact twee weken wordt mijn lief nog eens voor de leeuwen gegooid van pers-, facebook-, blog- en twitterkritiek. Mensen zullen dan voor hun lichtbak zitten met hun iPhone-gedoe in de aanslag, en online hun mening laten geworden over dik een jaar werk. Ze zullen het hebben over wat ze grappig vinden, maar vooral wat niet, en ze zullen snoeihard en persoonlijk zijn. Want zo gaat dat. Ge zoudt denken — nu het al de derde keer is — dat het minder spannend wordt, maar dat is niet zo. Ik vind het vreselijk enerverend en ik lees het allemaal, achteraf.

Binnen exact twee weken en een dag, rond de middag, zal ik een sms krijgen met de kijkcijfers. Want tv-makers die zeggen dat ze niet geven om de kijkcijfers: volgens mij lullen die een eind weg. Ik zal blij zijn, want ze zullen goed zijn. Ik kan het voelen.

Dan is het al dinsdag, en op donderdag is er weer een opname. Dus dan zal hij een paar dagen na elkaar erg laat thuis zijn, moe zijn, even iets eten, en dan verder werken. Ondertussen zullen er recensies verschijnen, in kranten en tijdschriften. Soms zal dat leuk zijn, en een boost en vreugdedansje geven. En soms zal dat minder leuk zijn, en dan zal er sprake zijn van enig happen naar adem, eens goed roepen en daarna verderwerken.

Zo zal dat acht weken gaan. En in een week negen zal er rust zijn. Dan zal mijn lief weer thuis zijn, en zullen wij gezellige dingen doen met ons kind.

Nog twee weken.

U kunt die twee weken gebruiken om uzelf fan te maken op facebook (het programma, het lief) of follower op twitter (het programma, het lief). En er is een hashtag. Of zoals het lief dat zegt: een twitterdink. Vinger aan de pols, die vent van mij.

En al werk

De zen.

Deze zomer was, behalve de zomer van de dochter, ook de zomer van veel nadenken. Over mijn werk, over afbakenen en over wat ik nu wil, en waar ik naartoe wil. Existentiele vragen, quoi.

Zij was aanleiding, met een commentaar dat eigenlijk over iets anders ging. Zoek uwe zen, jong, zei ze. En ik realiseerde me dat mijn zen en ik precies de laatste vier jaar van dikke vrienden naar verre kennissen zijn gegaan. Schokkend, eigenlijk. Het is alsof ik de laatste jaren mezelf constant voorbijhol, om het met een cliché als een dikke duitser te zeggen. En waar een hels ritme en chronisch tijdstekort vroeger nog exemplarisch waren voor een boeiend leven met veel prikkels, voelde het alsof spanningshoofdpijn en gejaagdheid een stuk van mijzelf waren geworden.

En dus zocht en vond ik mijn zen. In mijn kleine. De allesopeisende peuter werd zo halverwege de zomer de reden dat ik het gewoon opgaf. Ik begon opeens mijn dagen zonder verwachtingen, zonder to do lijstjes. Ik stapte in mijn auto en reed naar zee als ik daar zin in had. Ik scharrelde een hele dag rond met de dochter in huis, als mijn stemming daarop stond. En opeens kreeg ik meer gedaan dan anders, en was ik ‘s avonds content over kleine verwezenlijkingen. Ik gaf mezelf pluimen als ik tegen de avond al één keer mijn mail had opengedaan die dag, bijvoorbeeld. Of als ik de was had opgevouwen. Dikke duim voor mezelf.

Met het nieuwe academiejaar in het vooruitzicht werd ik wat angstig. Dat ik mijn zen weer moest afstaan, net nu we onze vriendschapsband zo hadden hernieuwd. En dus dacht ik na over verandering. Het vorige jaar was slopend. Emotioneel was ik begin juli een leeg vat, want het was echt niet fijn geëindigd, en ik was daar kapot van. Opeens had ik de weerslag van jarenlang keihard werken, perfectionisme en constante onzekerheid. Dat ik het allemaal niet zo goed meer wist, eigenlijk.

En dus begon ik dit jaar met een schone lei. Met een leeg hoofd, gulzig maar zorgvuldig wakend over grenzen. Praktisch, in bijvoorbeeld een aparte mailbox en niet opstapelen, maar ook emotioneel. Ik besloot mezelf af te sluiten als ik dat nodig had, en bewuster te genieten van fijne momenten.

En zo komt het dus dat ik vandaag een slopende vergaderweek — met verschillende keren een duidelijk “howla, maakt u niet druk, het is maar een vergadering” tegen mezelf roepend in mijn hoofd — afsloot met een vakgroep vol gelach, en daar veel deugd van had.

Mijn zen, die is er nog altijd. Volgende week komen de studenten, en ik ben er klaar voor.

En al

Het is dat, met Alain.

Alain stuurt mij smsen, sinds gisteren. Lieve smsen, waaruit blijkt dat hij mij nog maar pas heeft leren kennen. Dit weekend waarschijnlijk. Dat hij mij een toffe vindt. En dat hij graag nog wel eens de toffe ik zou terug zien. En dat hij blij is dat ik mijn nummer heb gegeven.

Spijtig dat ik niet uitgeweest ben, dit weekend. En dat ik geen telefoonnummers heb uitgedeeld. En al helemaal niet aan een Alain.

Wat ik wel heb gedaan, in de tijd dat ik nog geen verloofde was van een meneer, is mijn nummer aan jongens gegeven op café. Allez, 9 juiste cijferkes en 1 verkeerd. Dat klinkt gemeen, maar ge werd daar minder moe van dan van “mag ik u eens bellen? neen jong, ik ben niet geïnteresseerd? Allez toe? Neen zeg, ga weg…”, en ik was ook tien jaar geleden al een lui meiske.

Het is dat wat Alain is overkomen, ik ben het zeker: een lui meiske. Spijtig voor Alain.

werk

10 jaar geleden.

Gisteren deed iedereen naar aanleiding van dat met die twee torens en ontelbare doden van “wat was ik ook al weer aan het doen, tien jaar geleden?” Ik overwoog daar efkes over te schrijven, want ik ben keihard een meeloper als ik verkouden ben, maar toen bedacht ik dat u het vast allemaal al elders gelezen hebt: ik hoorde het, ik was geschrokken, ik keek de rest van de nacht naar het nieuws en CNN. Wie niet, nietwaar.

Maar! Door daarover na te denken, dacht ik toch ook aan dit.

Tien jaar geleden werkte ik op de fabriek. Ik deed er dingen met ABAP en SAP, en ik had geen internettoegang. Probeert u vandaag maar eens uit te leggen aan een weldenkend mens dat iemand die programma’s schrijft (op computers!) niet op internet mag. Geen online help, geen google, geen niks te nada. Wij moesten alles uit ons eigen hoofd halen. Of uit een gedrukte handleiding. Of we vroegen aan Pieter hoe het moest, in mijn geval.

Maar geen interwebs dus. Tien jaar geleden was dat zo, daar op de fabriek. En dat kwam …wait for it… omdat ik geen universitair diploma heb, en ik die verantwoordelijkheid niet aankon volgens de procedures. Daarom kreeg ik geen internetpaswoord. En ik stelde me daar niet eens heel veel vragen bij.

Ik sleet mijn dagen in een grijsgroen bureau, met uitzicht op de Kennedybaan. Gemiddeld twee keer per week gebeurde er een ongeluk op het kruispunt, mooi in het zicht. Dat was zowat het spannendste dat daar gebeurde op de fabriek, sociale onlusten en collectieve uitstapjes naar het koffiemachien niet meegerekend.

Ik deelde het grijsgroene bureau met M., die net als ik graag over eten praatte. Hij legde me uit hoe ik langoustines moest klaarmaken. Ik vertelde dan over salades en pasta die ik had gemaakt dat weekend, en zo ging er alweer een dag voorbij. Hij had overigens wel een universitair diploma en daarom dus ook een paswoord. Dat hij aan mij doorgaf, want zo ging dat tien jaar geleden op de fabriek.

M. mocht trouwens parkeren dicht bij het gebouw. Net als alle andere mensen met zijn diploma. Mijn parkeerplaats lang een eind verder. Ook als ik om half acht al op kantoor was, en de hele parking vrij was, dan moest ik nog vijf minuten stappen, omdat ik anders problemen had met de bewaking. Dan kwamen die op mij toegestapt, daar in de ochtendschemering, en vroegen streng of ik wel een A-klasse was. Als ik mijn hoofd schudde, dan moest ik mijn auto verzetten en door de regen naar het gebouw stappen. En ik had nooit een paraplu bij.

Ik had daar meer verlof dan dat ik nu heb, en mocht die dagen vrij kiezen ook. Ik moest er minder hard werken. Ik had een vast contract, mocht er vast blijven tot aan mijn pensioen. En ik verdiende er toen als starter al meer dan nu na zeven jaar onderwijs.

Geen haar op mijn hoofd dat ooit zou overwegen terug te keren.