Morgen ga ik naar Pukkelpop. Vrijdag en zaterdag ook, tenandere, dus dat betekent drie dagen weg. Vier, eigenlijk, als u in rekening brengt dat we zaterdag pas laat terug zullen keren en het dus eigenlijk al zondag zal zijn. Vorig jaar is dat ongelooflijk bevallen, Pukkelpop, dus ik wilde dit jaar per sé weer. Vorig jaar twee dagen, dit jaar het hele zwik, zo verkondigde ik stoer in januari. De dochter zou naar zee gaan, van woensdagavond al, en dan zou ik haar zondag ophalen. Ha. Geen problemen hier met dat loslaten, meneer.
Tot een paar weken geleden. Opeens had ik een steen in mijn maag toen ik bedacht dat ik het schaap vier hele nachten niet onder mijn dak zou hebben. De steen werd groter en ik kon er bijna niet van slapen. Ge kent dat wel, zo in het donker in uw bed en hoe de dingen dan altijd zo erg lijken. En onoverkomelijk.
Ik spuugde de steen uit, knabbelde hem tot gruis en zette mijn trots en stoeremoederschap opzij. En vroeg dus een gunst aan mijn ouders. Mijn mama moest een beetje lachen met mij. En er werd een beetje met ogen gerold ook. Maar ik ben ooit ook een meiske van twee geweest, dus ze verstaan dat wel.
En dus slaapt de dochter deze nacht nog thuis, en komen mijn ouders morgen bij het ochtendgloren hun kleinkind ophalen in Gent. Allemaal omdat ik met een steen zat. En omdat een drienachtensteen beduidend makkelijker verteerbaar is dan eentje van vier.