Dat het een schande is. We vertrekken bijna weer op reis, en ik heb nog niet eens mijn vakantieverhaal van vorige keer afgemaakt. Ik heb een excuus, echter: er hoort een filmpje bij dat ik zelf niet heb. En de mensen die het zouden moeten afwerken hebben een pc-probleem. Edoch: ik kan niet langer wachten, want vakantieverhalen vertellen na een andere vakantie over een vorige vakantie, dat is unheard of. Ongehoord! Een schande!
Spijtig wel van de uitslaande vlammen die u mist, maar daarover later meer.
Lees eerst dit opnieuw.
Wij hadden dus buren, in ons huis, en het was de vooravond van de Franse feestdag. In het dorp hadden we gezien dat zulks zou gevierd worden met La Fête des Pompiers, wat waarschijnlijk iets is als een bal van een burgemeester, maar dan met brandweermensen. Wij besloten ons echter te houden aan onze dagelijkse vakantieroutine: baby’s, peuters en kleuters in bed, en dan een karafje rosé, toasten op ons geluk, en luisteren naar de krekels.
Krekels hoorden we niet die avond: ook de matroos en zijn posse hielden een feestje, achteraan bij hun zwembad. Iemand had een duidelijk mixed tape gemaakt die zo een uurtje of twee in de foute hitparade kon vullen, en wij hoorden meezingen en hilariteit. Er was één moment — wij hadden net op ons terras YMCA zitten meegebaren — waarop een man luid riep: Wiehoew! DISCOOOO TIME! en waarop er luid gegiecheld werd door de aanwezige vrouwmensen. Ik zou liegen als ik zou beweren dat niemand nieuwsgierig was, en één gezelschapslid (notoir bekend om zijn voorliefde voor foute muziek, maar ik mag dat niet zeggen *kuch* Sagrada Familia *kuch*) overwoog zelfs even te gaan buurten. Ons aller ooggerol heeft hem ongetwijfeld tegen gehouden.
Aniehoew. De nacht viel, het feest ging door. Er was vuurwerk in het dorp, dus wij gingen vooraan op het terras kijken. Romantiek voor jonge ouders, u kent dat wel. Op het eind was er een vuurpijl die ietwat de verkeerde richting ophing en in het bos eindigde, maar wie zijn wij om ons daar zorgen over te maken? Terug op ons terras aan de achterkant was het na een kwartiertje de beurt aan vriend J. om rosé te tanken uit de bidon in de frigo aan de voorkant, en toen hij terugkwam keek hij toch enigszins bezorgd.
Zeg. Het bos is aan het fikken, volgens mij.
Waarna wij, Vlaamse ramptoeristen dat we zijn, opnieuw verhuisden naar de voorkant, met onze karaf, om alles beter te kunnen zien. Aldaar waren wij getuige van de evolutie: rook, meer rook, nog meer rook, gloeiend licht, uitslaande vlammen en knetterend dennenhout, allemaal op een paar minuten tijd. Op een paar honderd meter van ons huis.
En iemand heeft daar een filmpje van gemaakt. Maar dat moet u dus missen, nu. Awoert!
Enfin. Wat volgde kunt u zich denk ik alleen voorstellen als u ooit met vijf kameraden, na een paar glazen rosé op een terras naar een bosbrand hebt staan kijken. Eerst was er wat gegiechel en opmerkingen als: man, dat brandt wel goed é, als het zo droog staat, dennenhout. Vervolgens begon ik in mijn hoofd een lijstje te maken van alles wat ik nodig had als we zouden vluchten (kind, knuffels van het kind, handtas, laptop, kodak — in die volgorde, ik ben een supergoeie moeder ik) om dan te bedenken waar we heen zouden moeten. Een sporthal? Op veldbedden slapen en dan water uit zakjes krijgen? I’m a sucker for rampscenarios, weetwel. Tot iemand de opmerking maakte: Zeg. Moeten we eigenlijk zo niemand verwittigen? Een noodnummer bellen ofzo?
Want het was duidelijk: als alle vakantiegangers dachten dat er wel iemand anders zou bellen, dan werd er natuurlijk niet gebeld. En al de pompiers, die zaten dus op hun feest wijn te hijsen, op hen moesten we vast ook niet rekenen. It would be up to us, dat was duidelijk. We zouden bellen.
Enige ogenblikken later was duidelijk dat niemand wist naar welk nummer en werd er gezamelijk besloten dat we het noodnummer bij de buren zouden gaan vragen. Want die hebben hun eigen vakantiehuisje, die zijn vast op de hoogte van dat soort dingen. Niemand wilde alleen gaan, dus gingen wij allemaal samen.
En zo geschiedde. De vlammen likten aan de rand van de berg naast ons huis, en wij kropen door de heg naar het terrein van de matroos. Maar daarover vertel ik de volgende keer.