Ge moet haar afleiden. Dat staat in de boekjes, dat zeggen de mensen. Als een peuter iets wil dat niet mag of kan, dan is afleiden het beste, en dan zijn ze het snel vergeten.
En dus deed ik eergisteren keihard van afleiden, toen de dochter plotsklaps haar andereslaapzak-andereslaapzak-andereslaapzak aanwilde. De slaapzaak van vorig jaar, that is, die om één of andere reden opeens in haar blikveld kwam, maar die ze dus niet meer kan aandoen. Wegens dat ze toch wel wat gegroeid is, het laatste jaar, en ze er dus eenvoudigweg niet meer in past.
Enfin, ik deed een heel gedoe met olifanten en een kangoeroe en zelfs een dansje. En de slaapzak was effectief vergeten. Ik moffelde het ding diep weg in een kast, uit het zicht en gaf mezelf een tevreden moederlijk schouderklopje. Crisis onder controle.
Dat was eergisteren. Sindsdien slaat de dochter elke keer als ik haar in bed wil stoppen (dus middag én avond) gigantisch aan het jengelen voor haar andereslaapzak-andereslaapzak-andereslaapzak. Die ze niet kan zien, die ik helemaal doodzwijg maar die zij dus duidelijk niet kan vergeten. En afleiden werkt al lang niet meer, de vijfde maal. Mijn dansje is ook maar een paar keer grappig waarschijnlijk.
Ik weet niet precies of ik trots dan wel verontrust moet zijn over zulk een obsessief koppig geheugen.