Zij had moeite met haar auto. Uit een parkeerplaats rijden op een parking, het is niet gemakkelijk blijkbaar. Wij hadden geen haast, de dochter en ik. De boodschappen waren meer een wandeling dan boodschappen, zij zat in de buggy rijstkoek te eten, ik stond fijn in de zon. Dus we bleven geduldig wachten. Ik geef toe dat ik aan het grijnzen was, maar het was ook grappig: in tien keer niet uit een rechte parkeerplaats geraken. Komt met de fiets, denk ik dan. Het is de bioplanet voor iets.
Enfin. Een paar minuten later was ze er toch uit. Ze begon wat te rommelen om aan haar gordel en ondertussen wandelden wij voorbij. Ze reed dus achter ons, en oh-my-gawd-we-reden-toch-wel-in-haar-weg-zekers. Want de buggy, die bevond zich tussen de parking en de weg. En tijd is geld, ook in bio-land. En dus kregen Mira en ik een nijdig getoeter naar ons toegegooid. Waarop ik mij omdraaide en een Wat?-gebaar maakte, inclusief ooggerol. En waarop zij dus druk bewegend ons vervloekte, vanuit haar auto waar ze niet mee kan parkeren. Ik heb gelachen. Luidop en hoofdschuddend, omdat dat haar nog bozer maakte. En als ik met de auto was geweest, ik was uitgestapt. Alleen maar om dan tegen Mira de onsterfelijke zin “Terug in den auto. Mama is ruzie aan ‘t maken” te kunnen zeggen. Het heeft niet mogen zijn.