En toen keek ze dus naar de posters in onze inkomhal, ze wees met haar mini-vinger, haar hele gezicht vertrok en ze zette het op een hartverscheurend huilen. Ze pakte me stevig vast. En ik pakte haar stevig vast, want ik herkende het huilen. Het was opluchting. Hetzelfde huiltje dat ze doet als we haar afhalen van de creche. Een paar seconden maar, alsof ze wil zeggen “ik dacht, ze gaan mij nooit meer komen halen, maar ge zijt hier, moeder, en ik ben zo content”.
Ze huilde omdat we thuiswaren deze keer, ik wist het wel. Omdat ze plots besefte dat we *niet* voor altijd in de auto waarin ze de afgelopen 15 uur haar lot lijdzaam had ondergaan, zouden resideren. Omdat ze plots besefte dat ons tijdelijke huis in frankrijk tijdelijk was en dat ze dus helemaal niet hoefde te wennen aan die nieuwe kamer om te slapen. Ze heeft dat zo goed gedaan op reis, dat ik moedersgewijs blink van fierheid: zo blij gespeeld, zo lief geweest voor de andere kindjes, zo flink gegeten en zo vrolijk geweest. Alleen dat slapen in den vreemde, dat was niets voor ons mevrouw. En dat autorijden: niet zo’n succes, zoals bij de meeste kindjes.
Alleszins: haar korte huilbui werd gevolgd door een urenlange euforie, waarbij ze de hele living rondkroop en al haar speelgoed onder luid gebrabbel in het rond strooide. Waarbij ze als een halve zot in en uit de zetel kroop, al haar boeken bekeek en bijna door de vacht van Boogie heen streelde. Toch een beetje gehecht aan haar vertrouwde omgeving, ons Mira.
Maar wij zijn dus terug van een weekje in het Zuiden. En we hebben een hoop fantastische verhalen, die ik de komende dagen allemaal ga uitschrijven. Verhalen over disco time en een Afro. Verhalen over het feest van de brandweer en dat 17 het noodnummer is in Frankrijk. Verhalen over verkleed als smurf naar een markt gaan. Verhalen over eten dat verstopt zit onder uw poep. En verhalen over om half drie met uw baby op een oprit rondlopen om te vermijden dat ze alle andere kindjes wakkermaakt.
Enfin, the usual. Maar nu eerst slapen.