Month: April 2010

kinderspam

You win soms, you lose soms.

Mira is vorig weekend uit logeren geweest, en dat is perfect verlopen. Doodcontent kind, de hele dag en nacht, bij mijn ouders. Lachen en spelen en doorslapen en flink eten: een voorbeeldbaby. Het was dan ook met gerust gemoed dat ik gisteren toezegde om met mijn papa mee te gaan naar het voetbal. Mijn mama doet dan van babysit ondertussen: ze speelt nog een uurtje met haar kleindochter, geeft haar een flesje en stopt haar in bed. Piece of cake, dachten wij, zeker na de logeerpartij van vorige week. Ik was er gerust in, ja.

Ik was zelfs nog min of meer gerust toen mini-rijckaert een keel openzette toen ik mijn jas aantrok. Zo’n dingen duren meestal niet zo lang bij baby’s, schijnt. Eens mama weg, is alles best weer draaglijk en al. Zo niet gisteren, zo niet bij mevrouw mijn dochter: ze heeft het hele huis bij elkaar getierd blijkbaar, en heeft dat tot bedtijd volgehouden.

Er is dus weer sprake van enige verlatingsangst. En enig schuldgevoel bij mij door het verlaten.

Zou dat met de vakantie zijn, en het zoveel bij ons thuis zijn? En zou dat rap weer overgaan? En wat doet u daar eigenlijk mee, met zo’n baby’ke die veel verdriet heeft als moeder er niet is?

En al

procrastination 101.

Weet ge wat? Ik zou moeten werken, eigenlijk. Voor school, voor de Gentse Feesten, voor de eigen administratie. Maar de vakantie heeft zoveel schone dingen te bieden: niet alleen gingen we al eten bij fijne kameraden, keerden we terug naar onze roots, gingen we echt uit — in het oord der verderf en in de overpoort (18 jaar, iemand?)– en vierden we de paasklokken twee keer uitgebreid. Neen, er was er ook een comedymarathon, we kregen ook verschillende keren oude vrienden over de vloer (en ik kookte alles zelf, zonder traiteurhulp), we gingen bij andere vrienden op bootbezoek en we dronken koffie en wandelden in de lentezon.
De dochter, die is ook met verlof: de creche is dicht, en ze is thuis bij ons. Dus beginnen onze ochtenden om half zeven, zoals dat gaat met kleine kindjes, en gaan we volledig mee op haar ritme. Er wordt gespeeld en gewandeld, we maken uitstapjes en doen middagdutjes.

En weet ge wat? Tussen al dat vakantie houden heb ik bitter weinig zin om de boeken open te slaan en te werken. Morgen begin ik eraan. Eerst vandaag nog eens mijn metekind op bezoek en vanavond naar de voetbal met mijn papa. Maar morgen begin ik eraan. Echt.

kinderspam

Move over, Albert Einstein.

Dus. Gisterenavond zit ik met mijn pruts op schoot (de dochter, peoples. Het lief is te zwaar om op mijn schoot te zitten) en we lezen samen een boek. Het Boek van Dribbel, dat hier hoog op de mega-cool-lijst staat, al wekenlang. En ja, ik schrijf het met hoofdletters, dat is maar normaal gezien het enthousiasme van de dochter over het stoffen dingske in kwestie. Als zij de Booker Price mocht uitreiken, er was geen enkele twijfel, ik zeg maar. In Het Boek van Dribbel zitten namelijk flapjes en achter die flapjes zitten beesten verborgen. Mira weet de flapjes blindelings zitten ondertussen: ze kan met één oog Boogie in de gaten houden en ondertussen nog steeds het flapje openprutsen als ik vraag “en waar zit het konijn?”. Een wonderkind, ik moet het u niet uitleggen zekers? Maar het wordt nog beter.

Gisterenavond zat ze voor haar doen behoorlijk geconcentreerd te kijken toen ik “waar is het konijn?” deed, ze vouwde met haar rechterhand het flapje weg en toen bracht ze haar kleine linkerwijsvinger zeer bewust naar het konijn en wees. Ik gilde naar het lief maatjong-ze-wijst-gewoon-naar-het-prentje-moet-zien-sejieus, waarop hij mij keihard uitlachte en het had over toeval en onbewuste reflexen. Maar hij kwam voor de zekerheid toch even kijken, ik draaide het blad om, vroeg “waar is de vogel” en het mensje dat ik na drie dagen hard labeur en enige operatieve assistentie ter wereld heb gebracht (neen, ik ben het nog niet vergeten) deed het gewoon opnieuw. En daarna dus nog een paar keer. Na vijf keer was Mini het spelletje grondig beu en wilde ze liever aan de zetel lekken en aan mijn haar trekken, wat voorgaand kunstje natuurlijk ietwat relativeerde.

Maar tegen die tijd hadden wij al lang een lidmaatschap van mensa aangevraagd, kunt dat peinzen.

En al

Op proef.

Vraagt Goofball in de commentaren hoe het eigenlijk met Santa Boogie is. Mjah. Wel. Niet zo heel super dus.

Weet u nog, die keer dat we een kattenfluisteraar lieten komen? Dat was ergens in juni vorig jaar, nadat de situatie de maanden voorheen geheel uit de hand was gelopen. We hebben onszelf toen keihard uitgelachen, maar hebben wel braaf alles gedaan wat die mevrouw ons heeft opgedragen. Beschutting voorzien aan de achterkant van het huis, beestje aan de prozac: the whole shebang. Langzaamaan zagen we toen verbetering: de kat blijft zichzelf hardnekkig kaallikken, dat wel, maar hij plaste niet meer in huis en de angstaanvallen waren over.
Toen de baby kwam, heeft hij zich eigenlijk behoorlijk voorbeeldig gedragen. Waarschijnlijk ook wel omdat wij zijn positie nooit hebben veranderd in huis: hij is altijd bij ons in bed blijven slapen, ook toen Mira nog op onze kamer lag. Ik ben daar nooit ongerust over geweest, want Boogie toont vooral een complete desintresse voor Mira. Omgekeerd is dat niet het geval, mind you: Mira vindt Boogie helemaal het einde. Ik zal daar eens iets over schrijven binnenkort.
Alleszins: we waren gestopt met de medicatie, en eigenlijk ging alles naar behoren. Behalve een zeer sporadische plas ergens in huis was Boogie een lief proper beestje.

Maar sinds een paar weken is het hek weer helemaal van de dam: we zagen de situatie dag na dag erger worden, met plasplekken overal in huis. Vier, vijf keer per dag. Soms zelfs terwijl we er gewoon op stonden te kijken.
Dus zijn we weer medicatie gaan halen. En is poes weer aan de drugs nu. We hebben hem op proef gezet: als hij binnen de maand niet opnieuw proper is, dan moeten we een andere oplossing zoeken. Het is gewoon te onverantwoord om een baby te laten rondkruipen in de kattenpipi. Maar terwijl ik dit schrijf “een andere oplossing zoeken” breekt mijn hart al, en krijg ik tranen in mijn ogen.