Month: February 2010

En al

Over kleur.

Een paar maand geleden hadden we nog zitten grijnzen voor televisie, met een aflevering van een VTM-programma waar onze buurt werd getoond. Grijnzen omdat we het wel konden relativeren: het opzet van zo’n programma is immers contrast tonen. Er was sprake van een Wilde Weldoener (die vanzelfsprekend als een luxebeest werd getoond) die in een arme wijk werd gedropt en daar alle miserie te zien kreeg die achter de dunne muren van arbeidersgevels placht te bestaan. Voor het contrast werd de hele wijk afgeschilderd als een drugsnest waar gewone mensen niet durven buitenkomen omdat ze om de haverklap overvallen worden. Voor het gemak werd ook even gedaan alsof wij ons huis hier allemaal met kolen verwarmen en buiten naar het toilet moeten. Een toilet zonder stromend water, dat spreekt.

We waren ietwat beledigd op sommige momenten: toen men ons \”achtergesteld\” en \”verloederd\” noemde. Of toen één van de buurtkindjes die we toevallig kennen door de voice-over een straatkind werd genoemd. Ah ja, dachten we. Ze moeten televisie maken en het is en blijft VTM, natuurlijk.

En toen was het een paar maand later en was onze buurt weer onderwerp van een reportage: Canvas, deze keer. In het kwaliteitsvolle Terzake, waar men van Ernstige Journalistiek doet.

Na afloop zaten mijn lief en ik wat verslagen in de zetel. Hij keek naar mij, ik keek naar hem en we zwegen allebei. We waren er stil van geworden, van deze Ernstige Journalistiek. Of we in dezelfde buurt woonden als ze daar getoond hebben, vroegen we ons af. Of we blind zijn dat we die dingen zo scherp niet zien. We kwamen tot de conclusie dat we misschien beter zien dan sommige andere mensen, dan sommige niet-bewoners. Beter zien, omdat we ook voorbij het karikaturale beeld durven kijken dat in deze reportage werd geschetst.

Lees verder op Gentblogt.

kinderspam

Newsletter – maand 6

Lieve Mira

wat ben je ziek, schat. Dat is het enige zinnetje waarmee ik deze maand kan samenvatten. Je was namelijk al twee weken verkouden toen ik de vorige nieuwsbrief schreef, en je bent nu nog steeds niet genezen. Acht weken, dat is lang, lieveke. Bijna een derde van je leven buiten mijn buik, om precies te zijn. Het begon met een banale verkoudheid, er kwam er nog één bovenop, het bleef aanslepen, werd erger, beter en dan weer erger. Je nam siroop, je kreeg neusspray, je aerosolde en pufte. Ik goot liters fysiologisch water in je neus, je rook elke ochtend naar eucalyptus — kudoos to the suppositoirs — en ik moest zelfs zalf in je oogjes doen, want ook daar had je een ontsteking te pakken. Je vindt het overigens allemaal even onaangenaam, die medicatie, dus ik heb je veel zien huilen deze maand.
En toen kreeg je een dubbele oorontsteking, helemaal cadeau als extraatje. We probeerden de koorts te drukken met perdolan en junifen, en je krijgt nu ook antibiotica sinds een paar dagen. Je kreeg nog een tand bij, weigerde te eten, sliep slecht en piepte als een oud manneke dat vijftig jaar lang groene michels aan de lopende band heeft gerookt. Dat alles zorgt ervoor dat mijn maand eigenlijk gewoon was: proberen je erbovenop te helpen. Ik hield je vast en wiegde als het weer even niet ging. Deed manisch enthousiast over je groentenpap, maakte flesjes aan de lopende band om je toch wat te laten drinken. We probeerden bekers, lepels, tuitbekers. Ik nam tien keer per dag je temperatuur op, leerde tapoteren om je pijn te verzachten en liep de dokters deur plat. Ik nam je elke dag mee naar de kine, hield met argusogen je gedrag in de gaten en stond nacht na nacht naast je bedje bij elke kuch en elke kreun. Overdag nam ik examens af en dacht de hele dag aan jou. Je vader werkte harder dan ooit tevoren en probeerde te helpen waar het kon, maar het kon niet zo veel. En dus reed ik van hot naar her, troostte en zorgde, wiegde en droogde traantjes. Ik ben zo moe, lieve Mira. En jij bent zo moe van al dat ziek zijn.

Ik heb nieuwe grenzen leren kennen aan mijn emoties. Machteloosheid en wanhoop zoals ik ze nooit eerder heb gevoeld. Ik kijk naar je, terwijl je ligt te slapen en zachtjes zucht omdat dat gemakkelijker is dan gewoon ademen, en het enige dat ik kan doen is hardnekkig mijn tranen verbijten en keihard hopen dat je beter wordt. Ik hang aaneen van de schuldgevoelens, tijdens die nachten naast jouw bedje. Wat als ik langer was thuisgebleven, was je dan gezond gebleven? Wat als ik flinker was geweest en langer borstvoeding had gegeven, was je immuniteit dan beter geweest? Als ik een week eerder naar de kine was gegaan (ik heb het even moeten uitstellen, de examens), was je dan misschien al genezen geweest? Het vreet, mijn lieve kind.

En toch. Het is niet allemaal kommer en kwel. Sinds een dag of wat lijkt het beter te gaan. De koorts is gezakt onder de 38°, je eet weer een beetje. Er is hoop. En wat meer is: je bent –ook tijdens het ziek zijn de hele tijd bijzonder charmant gebleven. Je hebt de kunst onder de knie om met je schattigheid een hele kamer direct voor je te winnen. Gewoon door geconcentreerd en breed lachend een stuk speelgoed op een tafel te slaan. Je hebt een streepje voor natuurlijk, bij de mensen: je bent immers bloedmooi en je blauwe kijkers worden omzoomd door de langste wimpers die ik ooit heb gezien. We worden daar op straat en in de winkel op aangesproken, zelfs. Mensen staan stil, kijken naar je, en gillen verrukt: wat! heeft! ze! lange! wimpers! Vervolgens lach je breed naar hen en dan gillen ze nog verrukter: oh! en! ze! lacht! zo! schoon!
Ik hou mijn hart vast voor de dag dat je ontdekt dat dergelijk gedrag chocolade of koeken kan opleveren. Of dat je je realiseert dat grote mensen eigenlijk werken met een afstandsbediening en dat jouw ogen en lach de knopjes bedienen. You will be a little puppetmaster, ik voel het al komen.

Ons avondritueel heeft ondertussen een vaste vorm gekregen en het moment dat voorafgaat aan het badderen en crèmekes smeren en pyjama’s aandoen is het mooiste moment van de hele dag. Ik neem je op de arm en draag je sesamstraatzingend naar boven. Ik leg je midden op het grote bed en doe de rolluiken naar beneden. En dan gebeurt het allergrappigste dat ik ooit heb gezien. Al sinds je heel klein bent kom ik namelijk altijd even bij jou liggen en spelen en kriebelen we. Een paar maand geleden ben je begonnen met hard te lachen, te schateren als we zo spelen. En sinds een paar weken lig je al heel luid te gillen, lachen en te zwaaien met je armen en benen van zodra ik je neerleg. Pure anticipatie. Als ik naar het bed toekom en alleen nog maar zeg “moh, hier ligt een babieken op mijn bed, ziet da nu” dan begin je zo hard te schateren dat de hele wereld en alle miserie even verdwijnt. Dat moment, Lieve Mira, zo zou het altijd mogen blijven. Op dat moment ben ik perfect gelukkig.

zoen,

je mama.

Maand 1Maand 2Maand 3Maand 4Maand 5

Ja!

Duivel.

Dus. Ik sta in den Delhaize gistervoormiddag en ik heb net inkopen gedaan om uitgebreid te koken: vis en pesto, en risottorijst en koriander en chocoladetaart-dingen…the works. En ik denk: bwaah, we gaan ne keer zot doen, ik koop gewoon een fles wijn voor erbij. Wij drinken namelijk bijna nooit, hier thuis. Als we uitgaan wel, maar dat is ook al efkes geleden.

(Binnenkort is het trouwens feestje van Gentblogt, en in tegenstelling tot wat sommigen aanraden ben ik niet van plan limonade te drinken dan. Cola wel. Maar dan vooral van het soort met rietsuiker, limoen en nog vanalles eronder gemengeld. Ge komt toch meedoen, mag ik hopen?)

Mijn lief, die wil echter geen witte wijn. Iets met hoofdpijn en andere plantrekkerij. Dus vraag ik aan de meneer van den Delhaize om een rode wijn aan te raden die bij vis past en hij antwoordt: “aha, maar dan heb ik iets heel goed voor u. Iets Chileens”. De fles die hij vervolgens voor mijn ogen zwaait, gooit me met een schok vijf jaar terug in de tijd. Want het is precies die wijn die wij altijd dronken op de eerste reis die lief en ik samen maakten. Ik zat op slag weer tussen de woestijnduinen pecan-en-dulce-de-leche-taart te eten. John had weer een baard, hij en lief lieten zich Hans Worst en Piet Uitdebroek noemen door de Peruanen en ik huurde een hippe Amerikaanse oldtimer om in stijl van ica naar pisco te rijden, ter gelegenheid van Piet U. zijn verjaardag. Ik nam het besluit dat als de baby groot genoeg is om het te beseffen dat we terug gaan naar Zuid-Amerika, daar in den Delhaize.

Allemaal dankzij een fles Casillero Del Diablo.

kinderspam

Kom jipke, kom.

Het zijn spannende tijden, hier. De gsm ligt constant binnen handbereik en om de zoveel check ik de online-status van de familie moestuinstraat. Als ik te lang niets hoor, dan bel ik. Soms krijg ik niemand aan de lijn, en dan maakt mijn hart een sprongetje. En als ik haar dan toch hoor is het altijd een beetje een zucht van teleurstelling. Dan blijf ik trouwens met opzet lang doorbabbelen, want vorige keer was er ook een gesprek tussen twee weeën door, de snoodaards.

Want ik word dus wel meter, peoples. Binnen — euhm — zeven dagen geleden eigenlijk.
De peter polst af en toe facebooks- en mailsgewijs, dus ook hij zit op even hete kolen. Mijn geboortecadeautje deel 1 ligt klaar, deel 2 staat op standby om als het zover is afgewerkt te worden. Ik heb een meisjesnaam én een jongensnaam.

Ik ben er klaar voor Jip. Ge moogt echt komen nu.

kinderspam

Eerst.

Een kind krijgen, dat is bijna een aaneenschakeling van eerste keren. Het begint bij de zwangerschap al: de eerste keer dat uw BH niet meer past (confronterend), de eerste keer dat ge baby voelt bewegen (verwarrend), de eerste wee (oh, ge herkent dat trouwens, ook al hadt ge van tevoren gedacht van niet). En dan de eerste keer vasthouden, de eerste keer in bad, de eerste keer iets volgen, de eerste keer lachen, de eerste keer hoofd opheffen, de eerste keer rollen, de eerste keer zitten, de eerste fles, de eerste keer groenten, de eerste keer fruit, de eerste keer soep (vandaag!). Maar ook: de eerste keer keihard met het hoofd tegen de grond gaan wegens dat zitten is toch nog niet je dat (vorige week) , de eerste keer zichzelf en slaapzak volledig onderkakken in het midden van de nacht (bij voorkeur doen als alle reserve-pyjama’s in de was zitten — zoals vandenacht, jawel) en de eerste keer serieus ziek zijn (acht weken and counting). You win soms and you lose soms, als ouder.

Gisteren was een leuke eerste keer: ik had tegen saskia-van-de-creche laten vallen dat ik dacht binnenkort vlees te beginnen, aangezien Mira niet goed aankomt en vlees is extra eiwit en dat is goed. Gisterenavond reden we naar huis, en bij het rood licht keek ik even in haar schrift en daar stond “flink gegeten, aardappelen + wortel + tomaat + kalkoen”. Ik was er efkes van gepakt zowaar en gilde naar het kind in de maxicosi naast me op de passagierzetel: HEB JIJ VLEESJE GEGETEN?

Waarop de baby breed lachte, luidop kraaide en met haar armpjes zwaaide. Het heeft blijkbaar gesmaakt, denk ik dan. Of ze heeft graag dat ik overenthousiast gil tegen haar voor het rood licht, dat kan ook.

Maar wat ik wilde vragen: wat was uw leukste baby-eerste eigenlijk? En de ergste?