Lieve Mira
wat ben je ziek, schat. Dat is het enige zinnetje waarmee ik deze maand kan samenvatten. Je was namelijk al twee weken verkouden toen ik de vorige nieuwsbrief schreef, en je bent nu nog steeds niet genezen. Acht weken, dat is lang, lieveke. Bijna een derde van je leven buiten mijn buik, om precies te zijn. Het begon met een banale verkoudheid, er kwam er nog één bovenop, het bleef aanslepen, werd erger, beter en dan weer erger. Je nam siroop, je kreeg neusspray, je aerosolde en pufte. Ik goot liters fysiologisch water in je neus, je rook elke ochtend naar eucalyptus — kudoos to the suppositoirs — en ik moest zelfs zalf in je oogjes doen, want ook daar had je een ontsteking te pakken. Je vindt het overigens allemaal even onaangenaam, die medicatie, dus ik heb je veel zien huilen deze maand.
En toen kreeg je een dubbele oorontsteking, helemaal cadeau als extraatje. We probeerden de koorts te drukken met perdolan en junifen, en je krijgt nu ook antibiotica sinds een paar dagen. Je kreeg nog een tand bij, weigerde te eten, sliep slecht en piepte als een oud manneke dat vijftig jaar lang groene michels aan de lopende band heeft gerookt. Dat alles zorgt ervoor dat mijn maand eigenlijk gewoon was: proberen je erbovenop te helpen. Ik hield je vast en wiegde als het weer even niet ging. Deed manisch enthousiast over je groentenpap, maakte flesjes aan de lopende band om je toch wat te laten drinken. We probeerden bekers, lepels, tuitbekers. Ik nam tien keer per dag je temperatuur op, leerde tapoteren om je pijn te verzachten en liep de dokters deur plat. Ik nam je elke dag mee naar de kine, hield met argusogen je gedrag in de gaten en stond nacht na nacht naast je bedje bij elke kuch en elke kreun. Overdag nam ik examens af en dacht de hele dag aan jou. Je vader werkte harder dan ooit tevoren en probeerde te helpen waar het kon, maar het kon niet zo veel. En dus reed ik van hot naar her, troostte en zorgde, wiegde en droogde traantjes. Ik ben zo moe, lieve Mira. En jij bent zo moe van al dat ziek zijn.
Ik heb nieuwe grenzen leren kennen aan mijn emoties. Machteloosheid en wanhoop zoals ik ze nooit eerder heb gevoeld. Ik kijk naar je, terwijl je ligt te slapen en zachtjes zucht omdat dat gemakkelijker is dan gewoon ademen, en het enige dat ik kan doen is hardnekkig mijn tranen verbijten en keihard hopen dat je beter wordt. Ik hang aaneen van de schuldgevoelens, tijdens die nachten naast jouw bedje. Wat als ik langer was thuisgebleven, was je dan gezond gebleven? Wat als ik flinker was geweest en langer borstvoeding had gegeven, was je immuniteit dan beter geweest? Als ik een week eerder naar de kine was gegaan (ik heb het even moeten uitstellen, de examens), was je dan misschien al genezen geweest? Het vreet, mijn lieve kind.
En toch. Het is niet allemaal kommer en kwel. Sinds een dag of wat lijkt het beter te gaan. De koorts is gezakt onder de 38°, je eet weer een beetje. Er is hoop. En wat meer is: je bent –ook tijdens het ziek zijn de hele tijd bijzonder charmant gebleven. Je hebt de kunst onder de knie om met je schattigheid een hele kamer direct voor je te winnen. Gewoon door geconcentreerd en breed lachend een stuk speelgoed op een tafel te slaan. Je hebt een streepje voor natuurlijk, bij de mensen: je bent immers bloedmooi en je blauwe kijkers worden omzoomd door de langste wimpers die ik ooit heb gezien. We worden daar op straat en in de winkel op aangesproken, zelfs. Mensen staan stil, kijken naar je, en gillen verrukt: wat! heeft! ze! lange! wimpers! Vervolgens lach je breed naar hen en dan gillen ze nog verrukter: oh! en! ze! lacht! zo! schoon!
Ik hou mijn hart vast voor de dag dat je ontdekt dat dergelijk gedrag chocolade of koeken kan opleveren. Of dat je je realiseert dat grote mensen eigenlijk werken met een afstandsbediening en dat jouw ogen en lach de knopjes bedienen. You will be a little puppetmaster, ik voel het al komen.
Ons avondritueel heeft ondertussen een vaste vorm gekregen en het moment dat voorafgaat aan het badderen en crèmekes smeren en pyjama’s aandoen is het mooiste moment van de hele dag. Ik neem je op de arm en draag je sesamstraatzingend naar boven. Ik leg je midden op het grote bed en doe de rolluiken naar beneden. En dan gebeurt het allergrappigste dat ik ooit heb gezien. Al sinds je heel klein bent kom ik namelijk altijd even bij jou liggen en spelen en kriebelen we. Een paar maand geleden ben je begonnen met hard te lachen, te schateren als we zo spelen. En sinds een paar weken lig je al heel luid te gillen, lachen en te zwaaien met je armen en benen van zodra ik je neerleg. Pure anticipatie. Als ik naar het bed toekom en alleen nog maar zeg “moh, hier ligt een babieken op mijn bed, ziet da nu” dan begin je zo hard te schateren dat de hele wereld en alle miserie even verdwijnt. Dat moment, Lieve Mira, zo zou het altijd mogen blijven. Op dat moment ben ik perfect gelukkig.
zoen,
je mama.
Maand 1 – Maand 2 – Maand 3 – Maand 4 – Maand 5