Dus. Ik sta in den Delhaize gistervoormiddag en ik heb net inkopen gedaan om uitgebreid te koken: vis en pesto, en risottorijst en koriander en chocoladetaart-dingen…the works. En ik denk: bwaah, we gaan ne keer zot doen, ik koop gewoon een fles wijn voor erbij. Wij drinken namelijk bijna nooit, hier thuis. Als we uitgaan wel, maar dat is ook al efkes geleden.
(Binnenkort is het trouwens feestje van Gentblogt, en in tegenstelling tot wat sommigen aanraden ben ik niet van plan limonade te drinken dan. Cola wel. Maar dan vooral van het soort met rietsuiker, limoen en nog vanalles eronder gemengeld. Ge komt toch meedoen, mag ik hopen?)
Mijn lief, die wil echter geen witte wijn. Iets met hoofdpijn en andere plantrekkerij. Dus vraag ik aan de meneer van den Delhaize om een rode wijn aan te raden die bij vis past en hij antwoordt: “aha, maar dan heb ik iets heel goed voor u. Iets Chileens”. De fles die hij vervolgens voor mijn ogen zwaait, gooit me met een schok vijf jaar terug in de tijd. Want het is precies die wijn die wij altijd dronken op de eerste reis die lief en ik samen maakten. Ik zat op slag weer tussen de woestijnduinen pecan-en-dulce-de-leche-taart te eten. John had weer een baard, hij en lief lieten zich Hans Worst en Piet Uitdebroek noemen door de Peruanen en ik huurde een hippe Amerikaanse oldtimer om in stijl van ica naar pisco te rijden, ter gelegenheid van Piet U. zijn verjaardag. Ik nam het besluit dat als de baby groot genoeg is om het te beseffen dat we terug gaan naar Zuid-Amerika, daar in den Delhaize.
Allemaal dankzij een fles Casillero Del Diablo.