En toen dacht ik: zie mij hier nu staan, op een donkere parking van de ziektefabriek, met een hongerig kind in de regen. Ik was net buitengekomen bij de kinderarts en die had woorden als baby-astma in de mond genomen, wat me toch een beetje overstuur had gemaakt. Mira bleek op zeven weken niks bijgekomen, en niks gegroeid. En ik had een pak voorschriften in mijn tas zitten, voor puffers en kine en watnogmeer. Mijn lief zou er pas ‘s avonds laat zijn, want zo’n televisieprogramma, dat maakt zichzelf niet. En ik was al op van vijf uur, voor vergaderingen en verbeteringen.
Zoals een echt wijf heb ik dan maar een potje gehuild, daar in de auto op de parking, mezelf wentelend in zelfmedelijden en compassie met dat kleine zieke schaap in de maxicosi op de zetel naast mij.
En daarna heb ik gedaan wat ik moest doen: eten en medicamenten gegeven. En gebeld naar mijn mama om te horen dat het allemaal wel in orde komt.