Year: 2009

eten mediagedoe

Kook.

Elke dag, rond vijf uur, is er op de lichtbak een Brits kookprogramma, wist u dat? Chefs die rondreizen bijvoorbeeld en dan eten maken van dat land. De laatste dagen was het Gary Rhodes in India. En vanaf morgen “James Martin’s Favourite Feasts”, en daar gaan ze feesteten maken.
Ik kijk daar alle dagen naar. Dat mag, want Mira drinkt melk rond dat uur en zo leer ik ook nog iets bij. En ik voel mij dan altijd gepriviligeerd: alleen de gepensioneerden en ik hebben daar tijd voor, rond dat uur.

Zeg nu zelf, Lilith, dat is toch een schone reden om uzelf ook een baby en een moederschapsverlof aan te schaffen?

En al

Attention span of a goldfish.

Ik heb een hele kast vol scrapgrief. Ooit eens gekocht in een aanval van koopwoede en met een lijf dat te zwanger was om iets deftigs om te draperen. Scrapgrief dus: dat kost ook veel geld, het zijn schone kleurkes en ge moet niet in de spiegel kijken.
Nooit gebruikt, die hele stapel, tot vandaag. Vandaag had namelijk ik goede voornemens: ik ging eens aan Mira haar album beginnen. Want ik kan ook creatief zijn, denk ik dan. Ondanks alles wat ze over mij zeggen.

Who am i kidding, denk ik een dag later. Nadat mijn eerste scrappagina-project onderbroken is door veel babygedoe, maar vooral: een half uur bellen met S., een half uur met Meester VE, nog wat met mijn moeder, twee afleveringen van house, zoeken naar ingrediënten voor paella en een paar mailkes.

De letterkes plakken nog altijd niet op het papier, maar ik heb ze wel al uitgeknipt. Ik vond het een heel gedoe. En ik heb het nu al wel gehad met dat scrappen, eigenlijk. Zal ik nog eens proberen sporten, misschien?

kinderspam

Newsletter – maand 3.

Lieve Mira

Je bent drie maand vandaag, en in theorie ben je al een jaar oud. Negen maand daarvan in mijn buik, drie maand erbuiten. Ik weet niet waar de dagen naartoe zijn, en tegelijk lijkt het alsof je er al mijn hele leven bent. En eigenlijk is dat wel zo, want een meisje heeft al haar eicellen al bij de geboorte. Ergens in jou zitten mijn kleinkinderen al te wachten, zeg. Ha!

Als ik aan de afgelopen maand denk, moet ik zoeken naar woorden om dit zo proper mogelijk te zeggen. Laat ik het houden op: we’ve been better. Dat zit zo. Vier weken geleden kreeg jij je eerste spuitjes en je was daar behoorlijk door van de kaart. Je had koorts, huilde veel en je sliep opeens heel onrustig. Na een kleine week was het beter, maar twee dagen later werd het winteruur. Opeens was je opnieuw midden in de nacht wakker. Na een kleine week was het beter, maar twee dagen later werd je ziek. Je had koorts, sliep onrustig en wilde elke nacht een paar keer drinken. Na een dikke week was je beter, maar twee dagen later deed je plots een aanval van gulzigheid, waar je nu nog middenin zit. Je slaapt onrustig, en je wordt elke nacht weer een paar keer wakker. Na vier weken gebroken nachten en veel gehuil snak ik naar rust. Veel rust.

Het vreemde aan dat verlangen naar slaap en rust, en van dat gekraakte gevoel dat door mijn hele lijf woedt, is dat ik het elke dag opnieuw een paar keer gewoon vergeet. Als je enthousiast naar me ligt te roepen, bijvoorbeeld. Of als je zodanig trappelt met je voeten als ik tegen je praat dat ik vrees dat je benen los gaan komen en opeens aan de andere kant van de kamer gaan belanden. Of als je giert van het lachen om iets wat ik doe. Ik leef voor die momenten, de laatste dagen. Het is wat me op de been houdt.

Terwijl ik dit schrijf kijk ik naar je. Je staat aan mijn voeten, in je wipper en doet een tukje. Ik beweeg ondertussen mijn been op je wipper te laten –euhm– wippen. Dat heb je graag. Als ik naar je kijk valt het me op hoe gigantisch groot je al bent. Je kan goed groeien, kind, en dat is niet het enige. Je kan goed laten merken wat je graag wilt, je kan goed lachen, je kan goed je hele park rondkruipen, je kan goed rollen en je kan goed enthousiast zijn. Je kan ook heel goed mijn hart een seconde laten stilstaan als je zo hard krijst dat je vergeet te ademen. En je kan nog veel beter dat hart doen overslaan als je me kusjes toewerpt van de andere kant van de living, gewoon om aandacht te trekken.

Soms ben je er even niet, want je gaat nu af en toe uit logeren (twee keer al! twee!). Dat moet zo nu en dan, want ik ben niet zo goed in dat thuiszitten en jij hoort nog niet op café. Dan gaan je vader en ik op stap, zonder jou, en jij gaat naar je grootouders. Maar ik blijk daar zowaar ook niet goed meer in te zijn, in dat zonder jou ergens zijn: ik denk de hele tijd aan je, en als ik thuiskom dan voelt ons huis niet meer als thuis, gewoon omdat jij er niet bent. Ik neem dan een T-shirt van je mee naar bed, voor onder mijn hoofdkussen. En voor tegen mijn neus, als ik in paniek wakkerword van al dat missen.

Hoe je ruikt, dat is hetgeen me het meest kan ontroeren. Als je gegeten hebt, dan zit je altijd rechtop, op mijn schoot. Je rug tegen mijn buik, we wachten dan samen op je boertje. Als je daar zo zit en ik buig mijn hoofd een klein beetje naar voor, dan kan ik mijn neus begraven in je haren. De huid van mijn gezicht tegen jouw zachte hoofd. Dat is het heerlijkste gevoel dat ik ken, en de fijnste geur die ik ooit heb geroken.

Tot slot nog één ding. Je moet kleren aan. Sejieus. Ik had gedacht dat je dat na drie maand ondertussen zou doorhebben dat ik daar echt wel op sta. En dat ik niet ga toegeven. Dus dat hysterisch worden elke keer als ik je een body, trui, jas of godbewaarons een muts probeer aan te doen: het gaat niet helpen en het is verloren energie. Ik ben groter, sterker, ik kan wel al knopjes dichtdoen en mijn eigen haar kammen. Voorlopig doen we het dus zoals ik het wil, en dat is dus met kleertjes aan. Maar nu alvast een belofte: als ik later oud ben, en ik kan zelf mijn jas niet meer aandoen en jij wilt me helpen, dan krijs ik de hele serviceflat bij elkaar. Het is maar dat je’t weet.

dikke zoen,

je mama

Maand 1
Maand 2

eten

Hallo? Lazyweb?

Dus. Ik heb hier een ferme zak peren staan, versgeplukt door mijn buurman in de stadse boomgaarden. Maar wat zal ik ermee maken, dat is de vraag. Gelei, is dat moeilijk? En zo tarte tatin, hoe begint ge daaraan? Of weet er nog iemand iets anders?

En al

Milieu, allemaal goed en wel é.

Ik heb een droogkast gekocht, vandaag. Shame on me: zo mijn milieuprincipes verloochenen. Was, dat droogt ge aan de lucht, zo is al jaren mijn devies. Ik hef daarbij belerend een vinger op en kijk berispend naar mensen die een droogkas hebben “omdat uw handdoeken dan vele zachter zijn”.

Tot het kind een week diarree heeft, het buiten regent en ge de gewassen bodykes niet meer droogkrijgt tegen dat ze ze weer moet aandoen. Dan moet het milieu een beetje wijken: een baby met kleren is zeer aan te raden in de winter. Kind en Gezin zegt dat ook.

Een droogkast, dus. Wel een A-label, de A van anti-schuldgevoelens, in dit geval.