Gisteren deed mijn lief een dvd-opname, hier om de hoek bij De Vieze Gasten. Dochter en ikzelf gingen eerst avondeten met de crew (piewpoew, belangrijke vrouwen zijn wij, mijn dochter en ik): dat is een voordeel van een podiumvent — ge moogt altijd mee-eten en dan moet ge niet koken. Luiheid. Oorkussen. Blahblah. Mira ging van arm naar arm, en met haar hand in de spaghettisaus.
En toen kwam de babysit — gerecruteerd uit de voorraad die Casa Murphy steeds voorhanden heeft — en ging ik kijken naar de voorstelling. En was ik onder de indruk. Niet alleen van het lief zelve, die natuurlijk uitstekend speelde (de adrenaline, meneer), maar ook van de immense fuss die daarbij komt, bij zo’n opname. Mannen met camera’s en microfoons, een regisseur, mensen met een headset, kabelvasthoudende jonkies: zo’n 15 man in totaal. En ik dacht de hele tijd: nu is het voor echt, precies.
Dat is vreemd, want hij heeft vorig jaar al het televisieprogramma gemaakt, en dat was ook echt, schijnt.
Maar dit voelde anders: dit is zijn voorstelling, zelf geschreven en eigenhandig in elkaar geknutseld, hier op onze zolder en in de jeugdhuizen en cafés overal in dit taalgebied. En die speelt hij dan in een uitverkochte zaal, vol mensen die anderhalf uur lachten met zijn lollekes. En binnen een paar maand ligt die voorstelling dan in de winkel, op een schijfje. In een doosje, met een boekske erbij (In dat boekske gaat hij mij trouwens bedanken, ik voel dat.)
Trots dat ik ben zeg. Nu is het voor echt, precies.