En al

Keihard.

Vreemd toch, hoe ge mensen zo keihard uit het oog kunt verliezen. Het blijkt al zeven jaar geleden dat ik mijn rugzak pakte en met S. door Bolivië trok. Ik kende hem nauwelijks van tevoren. Café-kennis. Maat van Peter en Lien. Een keer samen koffie wezen drinken en een ticket geboekt, zo simpel was dat nog in die tijd.
Toen we vertrokken had hij een muts op, dat weet ik nog. Mijn ouders brachten ons naar Gent Sint-Pieters en eens de trein vertrokken had bleek hij zijn haar afgeschoren te hebben die nacht. Zomaar, omdat er een feestje was, geloof ik.
De reis was het meest roekeloze wat ik ooit gedaan heb. Avontuurlijk op elk vlak, niet in het minst het menselijke, en toch ging het precies vanzelf. We logeerden bij familie van een Gentse kameraad, en vierden daar carnaval met een hoop mensen die we nooit eerder hadden ontmoet. Er zat een gekko op mijn kamer en luiaards in de bomen op de plaza.
We bleven een paar dagen bij vriend B., die toen in Potosi woonde. We scheurden met een jeep over een zoutvlakte, samen met twee Walen, terwijl de beegees hun ding deden op de radio. Ik werd bijna overvallen in La Paz, we zaten nachtenlang op café en ik keerde alleen terug naar huis, terwijl S. naar Peru trok. Ik ging nog langs bij de mensen van het carnaval en daarna ging ik gewoon alleen naar de luchthaven. Geen idee of ik het nu nog zou durven.

Toen S. een paar maand later ook terugkeerde, waren we maten, dat spreekt. We hingen een tijdje vaak samen rond, keken een seizoen 24, en zaten — alweer — lange nachten op café. En toen kreeg hij een lief, en ik ook. Hij verhuisde naar Brussel, ik bleef in Gent. We hadden nog een maandelijkse quiz-afspraak, maar toen kwam er een paar keer na elkaar iets tussen en ook dat verwaterde. Eigenlijk nooit over nagedacht.

En nu krijgt hij een tweede kindje en realiseer ik me dat ik het eerste nog nooit heb gezien. Keihard. Uit het oog verliezen. Het is wat.