Hm. Lien gaat poppenkleren naaien. Ik vind dat zeer bewonderingswaardig, maar het confronteert me met mijn toekomstige tekortkomingen. Ten eerste heb ik schrik van poppen. Ik versta oprecht niet hoe mensen hier niet ongelooflijk bang van worden, zelfs. Poppen moeten uit mijn buurt blijven, zeg ik u. Bende chuckie-wannabes.
Ten tweede kan ik absoluut geen naald en draad hanteren. Als er een knop van een hemd is, dan draag ik het zonder knop (als hemd van mij is), of grijns ik breed en zeg “doe dat keer zelf jong” (als het over een hemd van lief gaat). Dus een poppenkleedje maken? I think not. Tenzij u me toestaat dat ik meteen ook mijn rechterhand aan mijn linkerknie naai. In één vlotte beweging, dat spreekt.
Het is allemaal de schuld van de combinatie luiheid en een grootmoeder die naaister is van beroep. Handwerk smokkelde ik vroeger mee naar huis en liet ik haar afwerken. Sneller, ze deed dat graag en ik kreeg al mijn punten. Dus heb ik het nooit geleerd en kan ik het niet, priegelen met textiel. Oh, en het interesseert mij eigenlijk ook niet, dat speelt ook mee.
Ik ben niet de enige die genetisch belast is, zo bleek toen mijn mama recentelijk vier nietjes in de losgekomen zoom van mijn broek stampte en sprak “daarzie. klaar.”
Plantrekkerij, dat kunnen wij namelijk wel.