Year: 2008

Ja!

[wijvenweek] Het nutsprincipe (I)

Bij mannen moeten dingen nut hebben. Er moet een reden zijn. Een waarom. Een activiteit. Een veralgemening als een huis, maar ik heb dat empirisch vastgesteld. Bewijsstuk 1.

Hij is een vriend van het lief, sinds jaar en dag. Niet dat ze elkaar zo vaak zien, maar ze hebben veel samen rondgehangen. En het klikt bijzonder goed. Ondertussen is het een paar maand geleden dat ze elkaar gezien hebben. U kent dat wel: iedereen heeft het druk, er is het leven dat sneller voorbijraast als de TGV richting Zuid-Frankrijk (het is een vergelijking van niks, maar treinen richting het zuiden zitten in mijn hoofd de laatste weken) en voor een mens het goed en wel beseft is het weer pasen en sneeuwt het.

Op een avond hoor ik via via dat het niet zo goed met hem gaat. De via via is vrouwelijk, maar dat hoef ik u vast niet te vertellen. Maar goed: het is niets ernstig, maar hij is een beetje down, loopt wat verloren. Het komt wel in orde, maar ik bedenk dat een telefoontje van lief hem wel goed zou doen.

De volgende dag in de auto.

– En ze vertelde dat hij het niet zo goed stelt, tegenwoordig. Misschien moet ge eens bellen.
– Bellen? Ik heb geen tijd om op café te gaan, de komende weken.
– Ik zeg toch niet dat ge op café moet gaan. Gewoon eens bellen om te vragen hoe het met hem gaat.
* Rolt met zijn ogen * Dat kan toch niet.
– Hoe dat kan niet?
– Ja. Ik zal een beetje gaan bellen: Hey, hoewist? / Voorwabeldegij? / Zomaar nen keer, om te horen hoe het met u is. Hij gaat denken dat ik zot geworden ben.
– Maar allez. Dat is toch perfect normaal. Eens informeren hoe het met uw maten is en al.
– Jajaat. En dan kunnen we meteen afspreken om eens samen te gaan winkelen of ons nagels te laten doen. Telefoons, dat is voor als ge iets moet afspreken of iets nodig hebt.
* twee minuten stilte *
– Anders bel ik hem eens om te vragen of hij mij kan helpen om dat plan uit te tekenen.
Ja. Dat ga ik doen.

Neen! projecten

[wijvenweek] Het soort.

Ik ken uw soort, juffrouw. Ja, het gaat over u: gij daar met uw perfect gekapte haren en uw french manicure. Verveeld aan het rondkijken in uw boutique, achteloos wat truitjes opvouwend en ondertussen aan het peinzen of Gregory u zal terugbellen, nadat hij deze nacht in de Planché zijn tong in uw mond heeft mogen steken. Ge hoopt het. En anders hebt ge hem toch alvast vier Vodka-Redd Bulls ontfutseld gisteren, dus dat is ook al iets.

Ge kijkt wat minachtend naar mij, omdat mijn nagels afgebroken zijn van de verbouwing en mijn haar eruit ziet als stro door een wekenlange kuur met plamuurstof. Ik ken uw soort, juffrouw: ge haalt zuchtend een jeansbroek uit de rekken in een grotere maat als ik het vraag, dat wel. Maar ik zie dat ge daar eigenlijk geen zin in hebt. Ik weet bijna zeker dat ge met uw ogen draait naar uw collega als ge met uw rug naar mij staat. Ik weet dat ge denkt dat ik met de verfspatten op mijn armen vast uw dure kleren niet kan betalen.

Ik ken uw soort en ik weet daardoor ook van tevoren dat als ik de signalen geef dat ik echt een nieuwe broek nodig heb, dat uw houding zal omslaan. Als daar plots drie broeken liggen waartussen ik twijfel, dan weet ik van tevoren wat ge gaat zeggen. Dat die ene mij het beste staat. Ze kleedt af, dat zegt ge. En het kleur is helemaal fashionable deze zomer.

Ik ken uw soort en ik weet dat die broek die gij mij aanraadt de duurste is die ge liggen hebt. Want ge werkt op percent en ge hebt swarovski-oorringen zien liggen die ge wilt hebben.

Eigenlijk zoudt gij mijn soort ook al moeten kennen, juffrouw. Het soort vrouwen dat uw denigrerende blikken ziet, herkent en ze niet pikt. Het soort dat vervolgens besluit een beetje met uw gepedicuurde en gehydrateerde voetjes te spelen en u een half uur over en weer doet lopen voor andere maten en kleuren. Het soort dat dan besluit met: Ik ga er nog eens over nadenken. Misschien tot straks.

Tot nooit meer, dat denken wij als we de deur achter ons dichttrekken. En we lachen zelfvoldaan als we de swarovski-winkel passeren.

Dit is een postje in het kader van wijvenweek. Blijf hier vooral niet hangen, en check ook wijvenblogs.be voor meer van hetzelfde, maar dan helemaal anders.

Ja!

[Wijvenweek] Dat komt omdat er veel inzit, troost ik mezelf.

Lang geleden heb ik het ooit al eens bekend op deze uithoek van het wereldwijde web: ik heb een groot hoofd. En ik heb daar een groot complex over. Nu, ik heb het altijd al groter dan gemiddeld gevonden, mijn hoofd, maar ik was daar in indertijd niet zo erg mee bezig. Eerder een sluimerend onzekerheidje, in plaats van een reusachtig complex dat bij de omvang van mijn Giant Head zou passen.
Tot die ene dag.

Ik zou naar Bolivia trekken, een paar maand later. En bij de voorbereiding hoorde het aanvragen van een internationaal paspoort, want dat moet: anders mag u de Westerse Wereld niet verlaten. Nu maakt een enigszins chaotische geest zulks al tot waar op avontuur op zich. Eerst naar de politie, uitleggen dat ik mijn reispas in de vuilnisbak heb gekeild bij de laatste verhuis. Daarna naar de fotograaf, voor pasfoto’s. Plaatsnemen op het stoeltje, weigeren te lachen, 5 minuten wachten, weer plaatsnemen op het stoeltje, opnieuw weigeren te lachen (De kip had de eerste keer haar vinger voor de lens gehouden. Voor de lens, inderdaad. Een professionele fotografe). Opnieuw 5 minuten wachten. Dan richting adminstratief centrum, volgnummertje, wachtenwachtenwachten, aha mijn nummer.
De dame achter loket kijkt naar mijn foto. Monstert mij vervolgens aandachtig en spreekt dan de legendarische woorden: uw hoofd is te groot. En met dat ene zinnetje bevestigde ze alles waar ik al mijn hele leven bang voor was: ik heb een werkelijk gigantisch hoofd en dat is een misvorming. Logisch aangelegd als ik ben, concludeer ik onmiddellijk dat Bolivië een duidelijk beleid heeft omtrent mensen met een hoofdafwijking. Zoals Engeland dat heeft over huisdieren: ze komen er niet in, want ziet eens dat het besmettelijk is. Zweet parelt op mijn hoofd en ik besef dat ik geen annulatie-verzekering heb en dus 800 euro gespendeerd heb aan een vliegticket dat ik nooit zal kunnen gebruiken. Adios, America del Sud, mi Corazon.

Blijkbaar keek ik als een hert in de koplampen van een S.U.V., want de loketdame haalde een formulier boven. Ze legde zuchtend mijn pasfoto ernaast en verduidelijkte dat het hoofd op de foto binnen de randjes van het sjabloon moest passen. En dat ik dus nieuwe foto’s diende te laten nemen. Niets aan de hand, dus, en twee maand later zat ik effectief op het vliegtuig richting Santa Cruz.

Maar mijn complex is gebleven. Net als mijn gigantisch hoofd, overigens.