Ik sta — as we speak — vooraan in de klas aan een hoge tafel. Als ik opkijk zie ik zes geconcentreerde gezichten, elk achter een computerscherm. Ze maken examen en bereiden het mondeling voor. Als er eentje buitengaat, komt de volgende binnen. Studente na studente (het zijn allemaal meisjes, vandaag), examen na examen.
Dit zijn de dagen dat ik op mijn scherpst ben. Vanmorgen opgestaan om kwart na zes, om rustig te ontbijten, lunch klaar te maken (soms is het doorwerken op de middag), ijsgekoelde aquarius in te pakken en alles nog eens te overlopen. Alle bestanden getest, alle fiches klaargelegd, de computers opgestart. Het is belangrijk dat ik daar tijd voor neem, en dan voor het eerste examen nog een kop koffie kan drinken: als alles pas op het laatste moment in orde is, dan ben ik gestresseerd. Een halve autist, bij momenten. Mijn stress zet dan over op studenten: ze pikken die vibraties op. En met een zenuwachtige student kunt ge niks aanvangen, neem dat van mij aan: het wordt moeilijk om in te schatten dan of ze het kunnen, als ze te veel zenuwen hebben. Dus probeer ik zo zen mogelijk te zijn. In combinatie met vreselijk alert, want luisteren naar mondelinge examens dat is slopend en intensief.
Nog vijf weken en het is vakantie. En als ik kijk naar de vermoeide gezichten voor me en voel hoe mijn eigen lijf en hoofd pijn doet en protesteert, de laatste tijd, dan zal dat geen moment te vroeg zijn.