Als kinderloze dertiger met een ochtendhumeur en een nachtelijk bioritme beginnen mijn dagen indien mogelijk pas als de ochtendfiles al lang opgelost zijn. Ik moet ook wel eens voor zeven uur opstaan, want ik begin vaak om kwart na acht les te geven, maar indien mogelijk probeer ik dat te vermijden. En als het toch moet, dan gebeurt het zacht. Met koffie en de krant en boterhammen met Nutella. En geen geluid.
De laatste drie dagen echter kan ik een blik werpen op het leven van normale mensen. Zij die om tien na zeven al wakker en goedgeluimd zijn. Ze kwetteren vrolijk een eind weg in wat eens onze living was en hanteren met zwier de drilboor en zaagmachine om de hele handel te slopen.
Ik sta een beetje verbaasd aan de zijlijn te kijken. Met een hete kop koffie en een trui met kap over mijn hoofd. Het is een heel nieuw inzichtje: dat er al een leven is als ik normaal nog diep in dromen verzonken ben. En dat mensen daaraan deelnemen, aan dat leven.
De verbazing neemt toe als ik mijn krant heb gelezen, mijn emails heb gecheckt, administratie heb gedaan en een hoofdstuk heb gelezen voor school én het nog niet eens middag blijkt. 10 uur begod. Wat een uur.