Gisteren –tijdens ons ontbijt op de bloemenmarkt– kwam er bij de koffie een glaasje advocaat. Ik persoonlijk vind dat advocaat altijd teleurstellend minder naar vanille smaakt dan ik gehoopt had, maar dat kan geheel aan mezelf te wijten zijn. Als ge vanillepudding wilt, eet dan vanillepudding en geen advocaat, zo zeggen weldenkende mensen. Ze hebben waarschijnlijk gelijk, maar dat kan mijn ontgoocheling niet temperen.
Alleszins: advocaat naast de koffie indiceert onmiskenbaar dat het gaat om een etablissement waar veel mensen op leeftijd komen. Die hebben dat namelijk graag. Net als een kannetje warm water, wist u dat? Dat kannetje water is een trend bij gepensioneerden. Officieel heet het dat de koffie anders te sterk is, dus dat een mens maar beter kan aanlengen. Maar het is even geheim als de kernwapens op Kleine Brogel dat het in werkelijkheid gaat over “ge hebt tons meer”. I kid you not.
Er zijn nog zoveel dingen die ik aandoenlijk en tegelijk ergelijk vind aan oude mensen in koffiehuizen. Het zijn die dingen die ge moet koesteren, en u voornemen dat ge het later net zo gaat doen. Zoals hoe ze hun bontmuts aanhouden onder het eten, omdat ze anders misschien gestolen gaat worden, hier in de grote stad. En hoe ze het uitgebreid hebben over het haar van de dienster en daarbij eigenlijk net iets te luid praten, door hun eigen hardhorigheid. Of hoe ze koekjes en suikerklontjes en ongebruikte melkjes in hun sjakoche moffelen, voor thuisgebruik en de kleinkinderen.
Ik probeer lief altijd te overtuigen dat ook te doen, dat wegmoffelen, maar hij wil niet. We hebben geen kleinkinderen en hij is geen bejaarde vrouw.
Een flauw wijf dat dat is jong.