Deze middag bij het verlaten van de autokeuring had ik de slappe lach, inderdaad. En dat was niet de eerste keer vandaag. De eerste keer was deze ochtend in de auto met deze reclame.
Zij die mij ook in het echte leven kennen, kennen waarschijnlijk ook mijn ottovoiture. De legendarische ford feest met de grappigste sticker van de hele stad (This car is blessed by Godfried Danneels) en 1989 als bouwjaar. Het beestje heeft echter zijn beste tijd gehad, tegenwoordig. Lief heeft er namelijk het hele Nederlandse taalgebied mee doorkruist en dat kilometervreten is niet zonder gevolgen gebleven.Tegenwoordig gelijkt het geproduceerde geluid onder het rijden op dat van een opgedreven ferrarri met identiteitscrisis (gaatje in de uitlaat denk ik), er zit roest aan alle kanten, en er is een koplamp kapot. Het behoeft dan ook weinig uitleg dat wij — mijn bolide en ik — ons deze middag aandienden in de autokeuring als een lam dat naar de slachtbank wordt geleid. U kent het wel: gelatenheid. En zelfs een beetje lacherig toen ik moest bekennen aan de jongeman dan mijn ruitjes niet opengaan en dat ik ja-inderdaad-weet-dat-de-koplamp-het-niet-doet. Gelukkig ben ik in zo’n situaties zowat de verpersoonlijking van übercool. Allemaal pose, daar niet van, maar ik ga daar dus niet staan bleiten, meneer.
En dus heb ik me met mijn handen in mijn zakken, zonnebril op de neus en hooggehakt comme l’habitude, nochalant tegen de muur geposteerd, onderwijl grijnzend toekijkend hoe een drietal heren hoofdschuddend mijn geliefde auto aan allerlei ingewikkelde tests onderwierpen.
En toen, tien minuten later, zei één van hen: het is in orde, juffrouw. Betalen en papieren halen aan kassa twee. Tot ziens.
Ik was even sprakeloos. En dat gebeurt dus echt niet veel. Blijkt dat mijn superkar een mooie groene kaart heeft verdiend en slechts een paar opmerkingen heeft (twee meer dan vorig jaar). Voor de rest mogen wij gewoon gezwind opnieuw een jaar de openbare weg op. Mijn ford en ik, tesaam. Blessed by Godfried Danneels.
Morgen is mijn vakantie officieel gedaan. Hoewel ik de laatste weken al ijverig aan het werk ben (ja, ik ben een streber, en dan?) moet ik morgen voor het eerst terug naar de campus. En dan begint het nieuwe werkjaar. Of neen: morgen begint de laatste stuiptrekking van het oude academiejaar. Tweede zit, jawel. Het is best spannend, want aangezien voor tweede zit niet van tevoren ingeschreven wordt, weet ik niet of ik uberhaupt wel studenten zal hebben die geëxamineerd willen worden. Morgen om 8.15h zit ik dus in een lokaal, met mijn fiches, puntenlijst en examenbestanden. En dan zien we wel of er iemand opdaagt.
Anyhoew. Ik moet u niet vertellen dat ik — zoals iedereen — een beetje neerslachtig word van de voorbijgevlogen vakantie. Want hoewel ik meer verlof heb dan de meesten (sinds 9 juli thuis, en minus de twee weken dat ik nu al thuis heb gewerkt is dat toch nog 4 volle weken vakantie), is het alsof die periode als een knippering van mijn ogen is voorbijgegaan.
De eerste week was ons hele leven op sluizeken-ham inpakken en het nieuwe huis verhuisklaar maken, de tweede en de derde week was ons hele leven opnieuw uitpakken en ordenen op de Brugse Poort, de vierde week was schilderen, de vijfde week kwam er een nieuw dak op ons huis en in de zesde week begonnen we de zolder af te breken. En hup, voorbij.
Productief? ja.
Vakantiestemming? Nauwelijks eigenlijk, een paar mooie dagen overgoten met zon en fijn gezelschap niet meegerekend. Ik denk dat het dat niet op reis gaan is, dat het hem doet. En als ik de eerste versie van mijn lief zijn speellijst bekijk, zit er niet veel reis in, dit jaar. Oh well. We zullen dan eens een nieuwe keuken kiezen in de plaats, zekers?
Het gaat mij niet. Kent u die uitdrukking? Wel, ik ken het niet anders uitleggen dan dat. Een mooi weekend gehad, daar niet van: met een nacht in Parkkaffee, een feest aan de zee, een brunck in café Parti en een rommelmarkt. En toch: het gaat mij niet.