Het leven lijkt de laatste weken als een sneltrein aan me voorbij te razen. Hup, het is september. Ik blink met mijn ogen en het is al oktober. En dan heb ik opeens 450 nieuwe gezichten zien passeren in de afgelopen maand.
Vierhonderd-vijftig. Dat zijn er veel hoor.
Ik herken hun gezichten al, ondertussen. Ik weet in de gangen al welke van mij zijn en welke niet. Niet dat het veel uitmaakt, ik glimlach naar iedereen een goeiemorgen.
De eerstejaars hebben dezelfde ontreddering op hun gezicht als ikzelf: het is allemaal zo nieuw, het gaat allemaal zo snel en er zijn zo veel prikkels dat het haast niet bij te houden is. Ik moet wennen aan het grote lokaal waar mijn stem niet dragend genoeg voor is als ik gewoon praat (45 PCs, tot 60 studenten. Ze maken allebei lawaai), ik moet wennen aan eerstes en hoe die anders zijn dan de mij vertrouwde bijna afstuderenden. Nog een paar weken, en dan ben ik ook dat gewoon.
Ik maak me sterk dat ik de helft ervan tegen nieuwjaar bij hun naam kan aanspreken, maar het is allemaal een beetje overweldigend nu op het moment.