Zij die mij ook in het echte leven kennen, kennen waarschijnlijk ook mijn ottovoiture. De legendarische ford feest met de grappigste sticker van de hele stad (This car is blessed by Godfried Danneels) en 1989 als bouwjaar. Het beestje heeft echter zijn beste tijd gehad, tegenwoordig. Lief heeft er namelijk het hele Nederlandse taalgebied mee doorkruist en dat kilometervreten is niet zonder gevolgen gebleven.Tegenwoordig gelijkt het geproduceerde geluid onder het rijden op dat van een opgedreven ferrarri met identiteitscrisis (gaatje in de uitlaat denk ik), er zit roest aan alle kanten, en er is een koplamp kapot. Het behoeft dan ook weinig uitleg dat wij — mijn bolide en ik — ons deze middag aandienden in de autokeuring als een lam dat naar de slachtbank wordt geleid. U kent het wel: gelatenheid. En zelfs een beetje lacherig toen ik moest bekennen aan de jongeman dan mijn ruitjes niet opengaan en dat ik ja-inderdaad-weet-dat-de-koplamp-het-niet-doet. Gelukkig ben ik in zo’n situaties zowat de verpersoonlijking van übercool. Allemaal pose, daar niet van, maar ik ga daar dus niet staan bleiten, meneer.
En dus heb ik me met mijn handen in mijn zakken, zonnebril op de neus en hooggehakt comme l’habitude, nochalant tegen de muur geposteerd, onderwijl grijnzend toekijkend hoe een drietal heren hoofdschuddend mijn geliefde auto aan allerlei ingewikkelde tests onderwierpen.
En toen, tien minuten later, zei één van hen: het is in orde, juffrouw. Betalen en papieren halen aan kassa twee. Tot ziens.
Ik was even sprakeloos. En dat gebeurt dus echt niet veel. Blijkt dat mijn superkar een mooie groene kaart heeft verdiend en slechts een paar opmerkingen heeft (twee meer dan vorig jaar). Voor de rest mogen wij gewoon gezwind opnieuw een jaar de openbare weg op. Mijn ford en ik, tesaam. Blessed by Godfried Danneels.