Tscholeke is vandaag weer begonnen en dat is meteen het startschot van het tweede semester. Een semester dat er meestal helemaal anders uitziet dan het eerste: in plaats van les van ‘s morgens tot ‘s avonds zijn het nu stagebezoeken, examens en nascholingen die de hoofdmoot betekenen. Afwisseling!
Het is een jaarlijks terugkerend evenement in de agenda: de nieuwjaarsreceptie van de stad. Het is ondertussen al de zesde keer dat ik daar op het Sint-Baafsplein op zondagvoormiddag in de kou sta aan te schuiven voor een lauwe gluhwein of een chocomelk. Vroeger, op den buiten, ging ik ook ieder jaar naar die van de gemeente en die gewoonte is gebleven sinds ik naar Gent ben verhuisd.
Toen in den tijd kende ik het meeste volk dat daar op het dorpsplein was…het overgrote deel bij naam, zowat iedereen tenminste van ziens. Wij zijn dan ook een echte familie van het dorp: mijn grootouders, overgrootouders, familie. Iedereen woont in dezelfde zakdoek-gemeente. Ik heb daar in de chiro gezeten, op de lagere school, in het jeugdhuis, de speelpleinwerking en heel de reutemeteut. Qua kennissenkring die je dan opbouwt kan dat wel tellen.
Toen ik de eerste keer in Gent naar de nieuwjaarsreceptie ging, kende ik alleen de mensen die mee waren gekomen met ons. Een fel contrast, dat een beetje symbolisch was voor de nieuweling die ik op dat moment echt wel was, nog maar drie maand in de stad wonend. En hoewel ik in Gent naar ‘t school ben geweest en er heb gestudeerd, was het toch een loslaten van de roots, dat verhuizen. Ik ging (en ga) nog steeds vaak naar mijn ouders in het dorp, maar daar niet meer wonen enzo: het was een heel ander paar mouwen.
Alles en iedereen was onbekend, er was enkel een beperkt sociaal vangnet van een aantal kameraden. Klein meiske in de grote onbekende stad. Ongelooflijk spannend was dat.
Vandaag moest ik daaraan terugdenken toen ik merkte dat ik eigenlijk best veel volk ken in Gent, ondertussen. We waren er voor Het Project al met een hele nest naartoe gegaan en ter plekke heb ik nogal wat afgebestewenst en lopen zwaaien naar kennissen aan de andere kant van het plein.
Ook het “van ziens” is er ondertussen al ferm gestegen. Ik heb verschillende keren dingen gedacht als “Ah, kijk daar is Resul zie”, “Daar staat de madam van de kaaswinkel” en “Die woont in onze wijk, want die passeert iedere middag met de fiets in onze straat”. Daar bovenop zijn we ook verschillende keren aangesproken van “Ah, zijde hier weer voor foto’s? Wanneer gaan ze derop staan? En blijven voortdoen é, gulder” . Wijs dat dat is.
Groot meiske in een kleine stad.
Bij Het Project hebben we sinds een paar dagen een ISSN. De jongens zijn daar op de mailinglijst enthousiast over, ook al een paar dagen.
En ik snap het niet zo goed, eigenlijk. Ik vermoed dat het enige coole eraan is dat we nu kunnen zeggen “haha, wij hebben een ISSN en gulder niet”. Alleszins: meneer de secretaris gaat er dit weekend nog een artikel over plegen op het project zelve. Het zal mij benieuwen.
De vakantie is nu officieel zijn laatste weekend ingegaan. En hoewel ik deze week al een hele week gewerkt heb, wordt het nu even een eindspurtje trekken: ik wil tegen morgenavond al mijn examenvragen netjes afgewerkt krijgen.
Want ja, bij de grote kindjes is januari examenmaand. Hoera!