Month: October 2005

En al

yeah right

Santa Boogie, dat was een rustig en braaf katje dachten wij, toen we hem voor het eerst zagen.

Santa Boogie was zeker geen kat die in de plantenbakken zou graven. Zeker geen kat die na twee dagen een soort hindernissenparcours zou bouwen op onze zetels om vervolgens het parcours aan een rotsnelheid af te leggen. Honderd keer na elkaar.
Santa Boogie, dat was geen kat die in mijn tenen zou bijten. Dat was geen kat die tegen mijn been zou springen om zo mijn nylonkousen kapot te maken. En het was al zeker geen kat die tegen de muur zou springen om zijn eigen schaduw te pakken te krijgen.

Zeker niet, neen. zeker niet.

Ja!

Goed gekozen

In lang vervlogen tijden, toen ik nog op de fabriek werkte, vroegen collega’s me frequent om cadeautjes-advies. De vragen waren meestal van deze orde: “Mijn vrouw/lief is jarig en ik weet geen cadeautje?” of “We zijn x jaar samen, wat moet ik kopen?” of “Weet jij een leuk kerstpakske?”. Mijn advies was steeds hetzelfde:

Ga naar Au Bon Marché in Gent. Neem iets vast, ga ermee naar de kassa en laat het inpakken. Klaar!

Een onfeilbaar advies, zo bleek. Vele vrouwen werden in die tijd gelukkig gemaakt met fantastische agenda’s, armbandjes, kussens, fotoboeken, sjaaltjes etc… De heren die de aankoop hadden gedaan werden gecomplimenteerd met hun goede smaak en kennis van zaken en de liefde werd er alleen maar groter om. Iedereen tevreden, dus.

Au Bon Marché is dan ook een fantastische winkel. Ze hebben er enkel mooie spullen en alles in hun collectie straalt luxe en klasse uit. Als ik er zelf binnenkom dan kan ik alleen maar denken: “hebben, hebben, hebben, hebben.”
Ik ben bovendien niet de enige die daar last van heeft, zo bleek na enige rondvraag bij de vriendinnen.

Anyway.
Een paar maand geleden stonden lief en ikzelve daar in de winkel, want we hadden een lampje te bestellen. Ik had overenthousiast geroepen: “Kijk, lief, pretty pretty handbag!”.

En nu mag u raden wat er gisteren in mijn verjaardagscadeautje stak.

Juist ja
.

Lief kan goed luisteren. En goed kiezen. Een fijn inzichtje is dat.

Van een ander

Leeg (5)

Terwijl hij staart naar het huis aan de overkant van de straat, denkt hij aan haar. Dit absurde, haast angstaanjagende beeld maakt de herinnering aan zijn eens zo liefhebbende wederhelft opnieuw levendiger dan ooit. Haar aanwezigheid in zijn hoofd voelt vertrouwd en warm aan, maar terzelfdertijd voelt de daarbijhorende pijn als een scherp, stekend mes in een diepe wonde. En niet langer als dat vage verdriet waar hij nu al een jaar mee leeft.

Ze was bloedmooi. Lichtgroene ogen die aan een kat deden denken, halflang rood haar, lange benen en een eeuwige glimlach om de lippen. Ze was het soort vrouw waar mannen naar omkijken op straat, met een verwilderde en ietwat dromende blik in hun ogen. Zij werd nagestaard. Dat was vanzelfsprekend ook wat hij had gedaan, de eerste keer dat hij haar zag. Hij zat met een collega op een terras te lunchen en zij was langsgelopen. “Chantal!” had de collega geroepen, en zij was hen vrolijk komen begroeten. De collega kreeg een kus op de wang, hij een stevige handdruk. De aanraking van haar koele vingers op de hete zomerdag had hem toen al kippevel bezorgd. Lang was ze niet gebleven, ze hadden enkel wat beleefdheden uitgewisseld en nadat ze de groeten had overgebracht een de vrouw van zijn collega, had ze zwierig haar weg vervolgd. Nagestaard door de twee lunchende mannen op het terras.

De volgende weken had ze constant door zijn gedachten gespeeld en hij dacht meermaals per dag aan die licht spottende blik in haar ogen. Hij droomde van haar koele handen op zijn huid en over hoe hij haar in nachtelijke telefoongesprekken zou horen glimlachen, aan de andere kant van de lijn.
Toen hij haar een kleine maand later toevallig opnieuw tegen het lijf liep in de stad, had hij dan ook zijn kans gegrepen en voorgesteld samen een kop koffie te drinken.

Van een ander

Leeg (4)

Hij trapt hard op de rem. Met gierende banden komt zijn wagen tot stilstand. Door de schok gulpt hete koffie over de rand van de beker die hij net aan het tankstation uit de automaat heeft gehaald. Hij vloekt en probeert met zijn zakdoek de ergste schade ongedaan te maken. Lang houdt hij zich echter niet met dit soort onbenulligheden bezig: hij staart verbijsterd naar het huis aan de zijkant van de weg.

Het is niet alsof hij de laatste maanden niet meer aan Chantal heeft gedacht. Integendeel: de herinnering aan zijn vrouw is nog steeds aanwezig, zij het niet meer zo prominent en niet meer bij alles wat hij doet.
Het is ondertussen ook al een jaar geleden dat hij thuiskwam en het huis verlaten aantrof. Een jaar waarin hij eerst in ongeloof had gezocht naar haar om dan na een aantal maanden tot het besef te komen dat ze hem wel degelijk had verlaten en duidelijk niet gevonden wilde worden.

Hij had nooit meer iets van haar gehoord. Geen brief, geen telefoontje, niets. De politie tastte in het duister. Haar vriendinnen hadden evenmin een teken van leven gekregen, familie had ze niet. Geen van hun kennissen had haar sinds die noodlottige avond nog gezien.
In het begin was hij gek geworden van de onrust. Misschien was er wel iets vreselijks gebeurd. Misschien had ze een ongeval gekregen. Of was ze ontvoerd.
Zijn nuchtere aard had hem echter verplicht onder ogen te zien dat het weinig waarschijnlijk was dat zijn vrouw alle meubels had opgeladen om vervolgens ontvoerd te worden. Na een aantal maanden had hij zich dan ook neergelegd bij de feiten: ze was weg en hij moest verder.
Er ging echter geen dag voorbij dat hij niet de woorden dacht die hij zo vaak had gehoord van haar en die nu een heel nieuwe betekenis hadden gekregen: “Een mens moet van tijd tot tijd eens het roer omgooien. Dat doorbreekt de sleur.”