Vanmiddag tijdens mijn pauze ben ik gezwind een computerwinkel binnengestapt met het printje van Vissie’s mail. Ik heb het papier resoluut op de toonbank gelegd, er met priemende vinger op gewezen en met zelfzekere stem gesproken:
Dat moet ik hebben, meneer. Het is voor draadloos te internetten. En dan heb ik ook nog ontvangerkes nodig: eentje voor een laptop en eentje voor een gewone pc. En een splitter.
Een splitter, dat hadden ze niet, dus die haal ik vanavond in de brico. Maar voor de rest heb ik wel vier doosjes gekregen met allerlei elektronische goodies erin. Moeilijke en ingewikkelde elektronische goodies met namen die voor de helft uit cijfertjes bestaan.
*zucht*
Nu is het ogenblik bijgevolg aangebroken waarop u spontaan naar uw telefoon rent, me opbelt en zegt: “Hey, i., heb jij toevallig hulp nodig met het installeren van je draadloze internet?”
En ja, ik heb het tegen u daar. U, meneer die even geleden stoer verkondigde: “dat is niet moeilijk, dat installeren. kzalekik dat wel eens komen doen”.
4 mannen die een dergelijke belofte deden heb ik de afgelopen weken geteld. Heden is het uur der waarheid: wie is een man van zijn woord?
Uw tijd gaat nu in.