Brieven schrijven, dat doe ik nu eens graag zie. Dat het nooit anders is geweest, daar is de zware kist schrijfsels in mijn living een stille getuige van.
Ook in deze dagen van snelle communicatie en informatie-viervaksbanen schrijf ik nog graag een brief op z’n tijd. Dat helpt om de chaos in het hoofd te ordenen en het is altijd leuk om post te krijgen.
Er zijn veranderingen, dat wel: de ontboezemingen worden niet langer met de hand geschreven, maar met het gewette klavier. Ze worden niet meer met de post opgestuurd, maar naar de mailbox van de bestemmeling gejaagd. Maar in weze is alles hetzelfde gebleven: je stuurt een paar pagina’s woorden, die je bij voorkeur oprecht meent, door naar iemand die je belangrijk genoeg vindt om die woorden te sturen. Een brief is een investering: je wikt, weegt, kiest en selecteert de juiste letters. Je sleutelt aan de opeenvolging en volgorde van zinnen. Je denkt na over de aanspreking. Je leest na, herleest, herschrijft eventueel.
En dan is ie af. Naam eronder, doorsturen naar de ontvanger. Hopen dat die begrijpt wat je wilde zeggen, en ook wel een beetje uitkijken naar een antwoord. En precies dat antwoord is waarover ik het wilde hebben, want dat heb ik net uitgeroepen tot ergernisje van de dag :
Het popt opeens up op je scherm: “you’ve got new mail” . De new mail waarvan sprake blijkt het een antwoord te zijn op je brief. whiiii, denk je dan, en je sjeest enthousiast naar het berichtje in kwestie. klik klik.
*slik*
Daar is ie. De brief die je kortgeleden zelf verstuurde. Verminkt. In stukken gereten en verknipt als een uitgescheurde advertentie uit de streekkrant. Want dat is wat veel mensen nu doen: ze duwen op de reply-knop in de mailbox en schrijven hun antwoord TUSSEN de originele brief in. Dat is lekker makkelijk: je ziet meteen over welk deeltje het antwoord gaat én je kan het aantal woorden beperken. Bovendien ziet het er wel fraai uit als je een ander kleurtje gebruikt. Dan lijkt het een beetje alsof je aan het praten bent.
. Nieuwsflash: ik wilde niet praten. Het gaat hier wel degelijk over geschreven communicatie. Als ik wilde praten, dan had ik wel gebeld of gemsnt. Of was ik -zoals in de goede oude tijd- even langsgelopen. Niet van dat alles, echter: ik schreef een brief.
Stel je voor: het is 1993. Je hebt een brief geschreven naar iemand die je nauw aan het hart ligt. Postzegel gelekt, adres op de envelop gekriebeld en het hele zooitje in de rode bus gestopt op het einde van de straat. Een weekje later valt er een antwoord door de klep in de voordeur. Je scheurt de envelop open, vol verwachting, en vindt een vel papier waar met prit (of velpon. dat ruikt zo lekker. mmm. velpon.) jouw brief in stukjes is opgekleefd. Tussen de verschillende stukjes heeft de schrijver zijn commentaar en antwoorden gekladderd. Geef nu toe: dat is toch geen zicht?
Eerherstel voor de klassieke brief, bij deze: een aanspreking, middenstuk, vriendelijke groet en ondertekening. Alles netjes na elkaar.
De wereld is zo al verknipt genoeg!