En al

i. is een vat.

Ah. Het was de afgelopen 24 uur weer eens een scala van emoties, in mijn hoofd. Niet alleen de spanning en dan het enthousiasme van de eerste aflevering, maar nog een heleboel zaken die daar eigenlijk niet zoveel mee te maken hebben. Zo was ik helemaal gepakt van een mailke waarin te lezen stond dat mijn grootvader in een database van coureurs zit op een italiaanse wielersite. Ik moest daar om grijnzen, maar dat ging rap over toen ik bedacht dat het cool was geweest als we hem dat hadden kunnen vertellen. En toen was ik plots heel triest.

Verder heb ik ook luidop moeten lachen met een mevrouw die op een forum de genaamde Ben C. met lelijke namen aanduidde omdat de schlemiel het waagt om in blokken zo met andersvaliden te spotten. Foei, Ben.
Ik heb mij verwonderd over wat de meerderheid grappig vond (alweer blokken, ja) en dat dat net niet mijn ding is. En me afgevraagd of iemand de beste lol uit de aflevering heeft gehoord eigenlijk. “ik hoop iets zoet. Ah ja, woensdag zoetekesdag”. Ik moet daar elke keer mee lachen en ik heb ze al tien keer gezien ofzo.

Verder heb ik ervaren: medelijden met de juffrouw bij wie het examen niet wilde lukken, irritatie na 7 uur examen afnemen en dan een vraag krijgen die ik net had beantwoord en vertedering omwille van een lieve kaart in de bus.

En dan heb ik het nog niet over de angst, de vermoeidheid en de stress.

Sjonge. En mens zou van minder moe worden.

En al

In het openbaar is dat nog een ander paar mouwen.

Het went hoor, een trailer zien op de lichtbak waar uw lief in meespeelt. Thuis in uw zetel is dat na een tijd zelfs niet zo bijzonder meer.

Maar in de Mac Donalds, dat is iets heel anders, meneer. Daarvan wilt ge wegkruipen in uw Big Mac dooske, omdat ge bang zijt dat de mensen gaan kijken en linken leggen.

Gelukkig gebeurde dat niet. Misschien omdat hij een zebra-masker ophad en ik een nijlpaard. Volledig incognito, wij.

Morgen! Morgen!

En al

Honderden.

Ik heb vandaag honderden mensen de hand geschud. De meesten hadden een gezicht dat ik nooit eerder had gezien, en elke handdruk was verschillend: snel, bedachtzaam, slap, hard, stevig of bijna onmerkbaar.
Sommige — meestal de meer bekende, maar heus niet alleen die — gezichten drukten hun wang tegen de mijne. Als een hand niet genoeg is, kan een zoen misschien troosten.
Toen er een boel gezichten en handen waren geweest, vond het witte kleed het genoeg: de rest werd kordaat weggewuifd en moest maar een andere keer groeten. De kerkgemeenschap heeft een strak tijdschema, en dat is in rouw niet anders, zo bleek.

Bram Vermeulen deed de tocht naar voren, en we legden bloemen op de kist. Terwijl hij ons lachend aankeek.
Daarna luisterde ik dankbaar naar mijn lief, die woorden uit het schrift van mij overnam, omdat het niet zou lukken. En ik slikte volhardend tranen weg om dan een voorbede te lezen.

Er was vrieskou, een palmtak en een graf, er was soep, kalkoengebraad en appeltaart toe. En op het eind honderden kaartjes van de mensen die ‘s ochtends mijn hand hadden geschud.

Nu is er stilte.

Ja!

HALLO!

Gister na de middag belde ik even naar vriendin klijn, om de avondplannen te finaliseren. Dochter Helena, 2-en-een-half en bijzonder flink schoolgaand tegenwoordig, liet op de achtergrond weten dat zij ook wilde telefoneren. Dus werd de walkitalki doorgegeven.

– HALLO!
– Dag Helena
– HALLO!
– straks komen wij naar jullie, hé, helena
– ja. jarig! (mompelt dingen die ik niet begrijp)
– euhm. ja. weet jij waarom wij komen, helena?
– JA!
– het is feest é, weet jij welk feest?
– JA!
– het is nieuwjaar, straks, daarom komen wij

Waarop helena minutenlang onverstaanbare dingen begon te brabbelen, die ik wanhopig probeerde te begrijpen. Dat lukte niet. Tot ze opeens riep

U kapoen, Helena. 1 januari 2009!

En zo hoorde ik haar allereerste nieuwjaarbrief. Niet voor mij bestemd, eigenlijk, maar who cares.